Vuurwerk in de Tweede Kamer

Dit jaar geen nieuwe regels. De 500-grams wet lijkt niet op korte termijn te worden aangepast. De 10-kg per persoon regel is ook dit jaar nog steeds van kracht. Pas volgend jaar lijkt dat te worden opgehoogd naar 25 kg.


Klopt. Er wordt wel een gedoogbeleid gevoerd met de nieuwe regeling in zicht qua aantal kilo's die je mee mag nemen of in bezit mag hebben.
 
Dit jaar geen nieuwe regels. De 500-grams wet lijkt niet op korte termijn te worden aangepast. De 10-kg per persoon regel is ook dit jaar nog steeds van kracht. Pas volgend jaar lijkt dat te worden opgehoogd naar 25 kg.
Mmm ... da's vreemd. De 25kg regel is al vroeg dit jaar (februari?) door de branchevereniging aangenomen en ik heb stukken ingezien waarin staat dat het komend oudjaar van kracht zou worden. Ik vraag me af waarom dit is uitgesteld? Andere reglementaire aanpassingen uit dat document zijn namelijk inmiddels wél doorgevoerd, maar deze hadden betrekking op de veiligheidsafstanden voor bepaalde artikelen bij vuurwerkshows.

Dat de uitbreiding naar 1000 grams cakes nog op zich zou laten wachten was te verwachten. Het is in dit geval niet de wetgever die deze ontwikkeling vertraagd.

Afwachten dus ...

Cameo
 
Correct me if I'm wrong, maar ik dacht dat de 25-kg regel van kracht ging met het invoeren van de CE-keuring. Aangezien de CE-keuring is uitgesteld met een jaar, is ook de 25-kg regel uitgesteld.
Of heb ik dat verkeerd begrepen?

(Gedogen van meer kilogrammen deed men toch al stilzwijgend.)
 
Op vuurwerkplanet.nl staat ook dat je maximaal 10kg mag hebben p.p. Dus ik denk dat die regel ook wel later van kracht wordt.
 
Correct me if I'm wrong, maar ik dacht dat de 25-kg regel van kracht ging met het invoeren van de CE-keuring. Aangezien de CE-keuring is uitgesteld met een jaar, is ook de 25-kg regel uitgesteld.
Of heb ik dat verkeerd begrepen?

(Gedogen van meer kilogrammen deed men toch al stilzwijgend.)
Geen idee. Waar heb jij je informatie vandaan? We moeten een beetje blijven puzzelen kennelijk. :D

Ik baseer me puur op informatie uit notulen van de branchevereniging. In dat document was de verruiming naar 25kg een apart behandeld onderwerp. Ergens ook logisch, want de discussie rond de CE keuring is van een andere orde.

Wat gaan sommige dingen ook traag in NL. Die verruiming naar 25kg had er natuurlijk al per 2000 moeten zijn. Een beetje liefhebber haalt tegenwoordig zelfs in een mager jaar minstens het drievoudig toegestane in huis.

Cameo
 
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Datum 21 september 2010
Betreft Ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen 32123 XI, nr.78

Geachte Voorzitter,

Bij brief van 7 juli jl. heeft de Commissie voor VROM feitelijke vragen gesteld met betrekking tot de ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen. In het onderstaande ga ik op die vragen in. Bij de beantwoording is de volgorde aangehouden van de vragen.

Vraag 1: Worden met de implementatie van deze richtlijn ook nog extra regels ingesteld die niet in de richtlijn zijn opgenomen?

Antwoord: Nee. De ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen bevat alleen bepalingen die strekken ter uitvoering van richtlijn 2007/23/EG inzake het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (de Pyrorichtlijn).

Vraag 2: Wanneer Nederland de richtlijn nr. 2007/23/EG implementeert, volgt het dan de basiseisen aan de implementatie uit Brussel of zal de Nederlandse uitwerking van deze richtlijn strengere eisen stellen aan pyrotechnische artikelen en de etiquettering daarvan?

Antwoord:
De Pyrorichtlijn is gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (thans artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Dat artikel biedt lidstaten in beginsel geen ruimte om verdergaande maatregelen te stellen dan waarvoor de betrokken richtlijn ruimte biedt. De Pyrorichtlijn biedt echter wel de mogelijkheid om voor bepaalde pyrotechnische artikelen nationale beperkingen of verboden voor de verkoop aan consumenten op te leggen (artikel 6, tweede lid, van de Pyrorichtlijn). In de hier voorliggende ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen is van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Bij de implementatie van onderdelen van de Pyrorichtlijn in het Vuurwerkbesluit is dat wel gebeurd (zie Besluit van 9 december 2009, houdende aanpassing van het Vuurwerkbesluit en enkele andere besluiten (Stb 2009, 605). In de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (Stcrt. 2010, nr. 11226) is dit nader geregeld.

Vraag 3 Is er overleg geweest tussen het Ministerie van VROM en bedrijven waarop de richtlijn betrekking zal hebben? Hoe hebben de bedrijven in kwestie gereageerd op de richtlijn?

Antwoord: Tijdens de totstandkoming en de implementatie van de Pyrorichtlijn is geregeld contact geweest tussen mijn ministerie en de bedrijven in de vuurwerkbranche. Omdat de richtlijn voor het Nederlandse bedrijfsleven extra lasten veroorzaakt, (zie het BNC fiche, Kamerstukken II, 2005/06, 22 112, nr. 429, vanaf blz. 24) was de eerste reactie van het bedrijfsleven weinig positief. De mogelijkheid om, als gevolg van de verplichte CE-markering, in andere lidstaten vuurwerk te kunnen verkopen, werd op zich wel als positief gezien, maar de verwachtingen daarover waren niet hoog gespannen. De lastenverzwaring geldt overigens niet voor de pyrotechnische artikelen, waarop de hier voorliggende ontwerpregeling betrekking heeft. Het ministerie heeft tijdens de implementatie van de richtlijn met betrekking tot die artikelen eveneens gesprekken gevoerd met de bedrijven die daarmee te maken zullen krijgen. In Nederland gaat het hierbij vrijwel uitsluitend om bedrijven die zullen optreden als distributeur. Voor hen verandert er weinig als gevolg van de ontwerpregeling. De enkele fabrikant is geïnformeerd over de consequenties van de verplichting van de CE-markering.

Vraag 4: Waarin is de aanleiding gelegen voor het stellen van normen aan pyrotechnische artikelen?

Antwoord: De Europese Commissie heeft na het vaststellen van de Pyrorichtlijn aan CEN (Comité Européen de Normalisation) verzocht om de noodzakelijk geachte normen voor deze richtlijn te doen opstellen. Deze normen zijn noodzakelijk om tot een efficiënte en eenduidige uitvoering van de Pyrorichtlijn te komen. Door CEN is een technische commissie ingesteld die de taak heeft om de normen op te stellen waaraan de praktijk behoefte heeft. In de normalisatiecommissies hebben zowel bedrijfsleven, keuringsinstanties als overheid zitting. Nederland levert, naast eigen technische inbreng, ook menskracht voor het secretariaat van de technische commissie alsmede de voorzitter.

Vraag 5: Hoe groot is de omvang van het probleem inzake bijvoorbeeld genoemde categorieën ontstekers (aanstekers) en airbags?

Antwoord:
De ontstekers , bedoeld in de tabel in paragraaf 1 van de toelichting op de ontwerpregeling, zijn niet te vergelijken met de aanstekers die voor rookwaren worden gebruikt. Omdat pyrotechnische ontstekers aan de basis staan van de hele reactieketen, is het van groot belang dat ze voldoende veilig zijn. Om die reden zullen specifieke normen voor de verschillende ontstekers ontwikkeld worden. Ook voor (de gasontwikkelaars in) airbags zullen normen worden ontwikkeld. Deze zijn abusievelijk niet in de tabel genoemd, hetgeen zal worden gecorrigeerd. De normen die voor de airbags worden opgesteld, zullen internationaal worden afgestemd onder de vlag van de internationale normalisatie-instelling ISO. Zo wordt voorkomen dat er wereldhandelsproblemen ontstaan in deze sector. Mogelijkerwijs zou uit de formulering in de toelichting kunnen worden afgeleid dat airbags zullen worden ingedeeld in categorie P2. Dit is echter niet het geval; de tekst van de toelichting zal op dit punt worden aangepast.

Vraag 6: Wat was de positie van Nederland ten aanzien van dit voorstel en wat is daarvan binnengehaald in de onderhandelingen?

Antwoord: Nederland heeft bij de onderhandelingen over de Pyrorichtlijn onder meer een uitgewerkt voorstel ingediend om de fundamentele veiligheidseisen concreter en meer specifiek te maken. Dit heeft ertoe geleid dat de veiligheidsafstand en het maximale geluidsniveau voor de verschillende categorieën vuurwerk in de fundamentele veiligheidseisen zijn vastgelegd en daardoor als kader dienen voor de op te stellen normen.

Vraag 7: Betekent de harmonisatie van normen dat er juist strengere of minder strenge regels gaan gelden voor het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen dan thans in Nederland gelden? Zijn het minimum of maximum normen die worden gesteld en op welke wijze kan een nationale overheid er van afwijken? Bent u voornemens de mogelijkheid die artikel 6, tweede lid biedt om bezit, gebruik en of de verkoop te verbieden toe te passen? Zo ja, op welke wijze en welke producten?

Antwoord: Zoals reeds in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, maakt Nederland gebruik van de mogelijkheid die artikel 6, tweede lid, van de Pyrorichtlijn biedt. In de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk is op basis van het kruitgewicht bepaald welke vuurwerkartikelen aan de consument mogen worden verkocht. Om tot de in die regeling aangegeven categorie vuurwerk te behoren, mag een artikel niet meer kruit bevatten dan de daarin aangegeven hoeveelheid. Een lager kruitgewicht is zonder meer toegestaan. Het bepaalde in die regeling zet het vuurwerkbeleid dat al geruime tijd in Nederland gold, voort. Alleen voor zover de Europese normen strenger zijn dan de eisen in de voorheen geldende nationale regelgeving, zijn de nationale eisen aangepast.



Vraag 8
: Op welke momenten in de keten van productie, opslag, transport en toepassing vindt de handhaving plaats op milieu- en veiligheidsaspecten en door wie? Vindt controle op fabrikanten uitsluitend nog plaats door importeurs of ook door nationale inspectiediensten dan wel bevoegde instanties?

Antwoord: Controle van de producten vindt op verschillende momenten door verschillende instanties plaats. Als eerste mag verwacht worden dat fabrikanten zelf de kwaliteit regelmatig controleren. Dat blijft echter grotendeels buiten het gezichtsveld van de overheid. Als gevolg van de verplichtingen met betrekking tot de conformiteitsverklaring zal een aangemelde instantie (Notified Body) met een zekere regelmaat steekproeven van de geproduceerde artikelen nemen en controleren of deze nog aan alle eisen voldoen. Wanneer een artikel wordt afgekeurd, kan de conformiteitsverklaring worden ingetrokken en mag het artikel niet meer op de Europese markt worden gebracht. Tot slot blijft de handhavingsbevoegdheid van de overheid onverkort in stand. Daarom zal de Vliegende brigade Vuurwerk van de VROM-Inspectie monsters blijven nemen en de kwaliteit van het artikelen blijven controleren.



Vraag 9
: Is er op grond van deze richtlijn in de Nederlandse havens geen enkel toezicht en handhaving mogelijk op doorvoer van pyrotechnische artikelen? Ook niet als deze niet voldoen aan de producteisen en voorwaarden die gesteld worden aan deze artikelen? Zo nee, acht u dit wenselijk en hoe gaat u dan de veiligheid waarborgen in de haven en tijdens transport over Nederlands grondgebied?

Antwoord: Als gevolg van het implementeren van de Pyrorichtlijn kan het toezicht in de Nederlandse havens op de kwaliteit en conformiteit van de ingevoerde artikelen beter dan voorheen plaatsvinden. Zo geldt de eis dat altijd op het etiket vermeld moet worden wie de fabrikant en de importeur is. Ook geldt de eis dat de conformiteitsverklaring overgelegd moet kunnen worden. Ongeacht of een artikel naar bijvoorbeeld Italië of Spanje wordt doorgevoerd, moet aan deze eisen altijd zijn voldaan. Daardoor zijn er betere mogelijkheden om illegaal vuurwerk tegen te houden als dergelijk vuurwerk in Rotterdam aan land wordt gebracht.

Vraag 10: Welke bevoegdheden tot toezicht, handhaving en het opleggen van sancties krijgt TNO certifications B.V. als zogenaamde 'notified body'? Onder verantwoordelijkheid van welke minister voert bovengenoemd bedrijf deze taak uit?

Antwoord: De aangewezen instantie (TNO Certifications BV) zal voor zijn activiteiten met betrekking tot het uitvoeren van de conformiteitsbeoordelingsprocedures werken onder toezicht van de Minister van VROM. De bevoegdheden die de aangewezen instantie heeft, vloeien voort uit de verplichtingen die in de Pyrorichtlijn zijn opgenomen en die in de Nederlandse regelgeving zijn overgenomen. Zo kan de aangewezen instantie de conformiteitsverklaring intrekken. De artikelen mogen dan niet meer in Europa in de handel worden gebracht.

Vraag 11: Kan de verkoop van artikelen die zijn toegestaan op grond van in andere landen uitgevoerde conformiteitsbeoordelingsprocedures wel door Nederland op grond van artikel 6 lid 2 worden verboden?

Antwoord : Ja. Artikel 6, tweede lid, van de Pyrorichtlijn biedt Nederland de mogelijkheid om de verkoop van daarin bedoelde pyrotechnische artikelen omwille van openbare orde, veiligheid of milieubescherming te verbieden of te beperken, ook als de verkoop in andere landen wel is toegestaan.

Vraag 12:
Zijn er meer categorieën producten waarvoor nu in Nederland geen normen gelden en waarvoor CE-markering in het recente verleden of de nabije toekomst verplicht wordt gesteld?

Antwoord:
Een vergelijkbare situatie speelt momenteel bij bouwproducten (zie www.vrom.nl). Verder verwijs ik u graag naar de website van NL EVD Internationaal, thans onderdeel van Agentschap NL (www.evd.nl). Op die website is over alle toepasselijke richtlijnen informatie te vinden.

Vraag 13: Zijn open geformuleerde normen, denk aan ‘goed koopmanschap’ of ‘deugdelijk’, mogelijke alternatieven voor al te gedetailleerde CE-normering?

Antwoord: Open geformuleerde normen als ´goed koopmanschap´ en ‘deugdelijk’ verhouden zich slecht met de systematiek van de CE-richtlijnen. Deze richtlijnen gaan uit van een zekere eigen verantwoordelijkheid van fabrikanten, maar binnen strak geformuleerde en meetbare veiligheidsvoorschriften. Alleen zo kunnen de aangemelde instanties (Notified Bodies) ondubbelzinnig vaststellen of een fabrikant zich aan de regels houdt. En alleen zo kunnen veilige consumentenartikelen binnen de open markt van de Europese Unie circuleren.

Vraag 14: Kunnen onder het voorgestelde regime zwaardere explosieven worden toegepast? Zo ja, welke consequenties heeft dat voor opslag en transport? Distributeurs nemen de nodige zorgvuldigheid in acht. Blijft dit beperkt tot het zich vergewissen van dat het pyrotechnische artikel is voorzien van de vereiste CE-markering en vergezeld gaat van de vereiste documenten of komen er nadere eisen aan opslag en transport?

Antwoord: De Pyrorichtlijn en daarmee ook de implementatie ervan in Nederland beperkt zich tot de technische kwaliteit van de pyrotechnische artikelen. Transport en opslag vallen buiten de scope van de richtlijn. Het Vuurwerkbesluit regelt ten aanzien van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik alles wat nodig is voor de opslag en het gebruik. Die regels worden niet veranderd als gevolg van de implementatie. Eisen ten aanzien van het transporteren van pyrotechnische artikelen liggen vast in de transportregelgeving. Ook daarin verandert met de Pyrorichtlijn niets. Een importeur moet naast de nieuwe CE-eisen daarom blijven voldoen aan de al geldende eisen ten aanzien van opslag en transport. Zoals ik in mijn brief van 18 juni jl. heb aangegeven, heeft de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Nederland gestart wegens niet-tijdige implementatie van de Pyrorichtlijn.

Hoogachtend, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.C. Huizinga-Heringa
 
BRIEF AAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Den Haag, 9 juli 2010

Op 29 juni 2010 is in de commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu / Wonen, Wijken en Integratie uw brief van 18 juni 2010 over de Ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen aan de orde geweest. Deze ontwerpregeling, ter implementatie van richtlijn 2007/23/EG betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen, voor zover implementatie niet geschiedt in een andere regeling, is voor de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het stellen van enkele nadere vragen. De leden van de fractie van de SP sluiten zich bij deze vragen aan.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de middels dit besluit voorgestelde wijzigingen, die volledige aansluiting van Nederland bij de EU-regelgeving beogen, waarbij dit een tweede aanpassing is, volgend op de aanpassing van het Vuurwerkbesluit. De leden van deze fractie vragen de regering ten eerste waarom nu slechts een deel van de richtlijn wordt omgezet in Nederlandse regelgeving en waarom gewacht moet worden op omzetting van de rest van de richtlijn. Dit bevordert immers niet de samenhang en het overzicht. Is het mogelijk één wettelijk kader voor alle ontplofbare stoffen en artikelen te ontwikkelen?

Tevens is het deze leden gebleken dat er omtrent de naleving c.q. effectiviteit van de huidige regelgeving rond vuurwerk in brede zin nogal wat onduidelijkheden zijn. Zij leggen de regering daarom graag de volgende vragen voor.

1. Een dak van een opslagbunker voor opslag van vuurwerk dient licht te zijn. Het ministerie VROM schrijft daken voor die even zwaar moeten zijn als de wanden; indien dit niet wordt opgevolgd wordt geen gebruiksvergunning door de gemeente verstrekt. Kan de regering uitleggen op welke wijze deze regel de veiligheid dient en of de regeling duidelijk is voor de sector?

2. Sommige vuurwerkelementen mogen niet met water worden geblust. Dit geldt bij Europees transport, terwijl bij opslag in Nederland een sprinklerinstallatie wordt voorgeschreven. Als op basis van ambtelijke besluiten daaraan de eis dat een tweede onafhankelijke installatie noodzakelijk is, wordt toegevoegd, dient de ondernemer uit zakelijke overwegingen te investeren, terwijl dit geenszins de veiligheid waarborgt. Is de regering bereid de verplichting om een sprinklerinstallatie te installeren te heroverwegen?

3. Daar de opslag van professioneel vuurwerk in Nederland nu vrijwel tot nul is teruggebracht, vindt momenteel op grote schaal opslag in Duitsland plaats, met als gevolg dat meer transport en meer overslag plaats vindt. Kan de regering deze constatering bevestigen en kan zij hiermee instemmen?

4. De veiligheidsafstanden bij vuurwerkevenementen zijn vergroot, waardoor bij duisternis de mogelijkheid tot bewaking afneemt. Voorts zijn de regels per provincie verschillend. Kan de regering dit bevestigen en is zij van plan hierop verdere actie te ondernemen?

5. De regels voor tijdelijke opslag van explosieven in de havens worden door betrokkenen als onduidelijk ervaren en daarom lokaal verschillend geïnterpreteerd. Kan de regering dit beamen en is zij van plan in deze situatie verandering te brengen?

6. Destijds is door de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) aanbevolen een ketenonderzoek te doen, om na te gaan hoe na Enschede de diverse maatregelen in de praktijk uitwerken. Is de regering van plan dit ketenonderzoek alsnog uit te voeren, ondanks een eerdere afwijzing richting Tweede Kamer? Er bestaat in het veld een sterk gevoel dat de overheid na Enschede gevlucht is in bureaucratische regelgeving – die veelal weinig effectief lijkt – terwijl de praktische problemen zoals ervaren door het goedwillende deel van de branche nog steeds niet zijn opgelost.
De leden van de commissie zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie
M. C. Meindertsma

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 september 2010

Bij brief van 9 juli jl. (kenmerk 146651.01U) hebben de leden van de fractie van het CDA van de commissie voor VROM enkele nadere vragen gesteld met betrekking tot de ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen. De leden van de fractie van de SP hebben aangegeven zich bij deze vragen aan te sluiten.

In deze brief ga ik op deze vragen in.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom nu slechts een deel van de richtlijn wordt omgezet in Nederlandse regelgeving en waarom gewacht moet worden op omzetting van de rest van de richtlijn.

Op de eerste plaats merk ik hierover op dat omzetting van richtlijn nr. 2005/23/EG (hierna: de Pyrorichtlijn) voor het overgrote deel inmiddels heeft plaatsgevonden bij Besluit van 9 december 2009, houdende aanpassing van het Vuurwerkbesluit en enkele andere besluiten ter implementatie van richtlijn nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154) (Stb. 605) en de op het Vuurwerkbesluit gebaseerde Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk. De hiervoor genoemde algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling zijn inmiddels in werking.

De nu voorgelegde regeling voorziet in de omzetting van het overige deel van de Pyrorichtlijn. Het gaat hierbij slechts om de omzetting van de Pyrorichtlijn voor de overige pyrotechnische artikelen van de categorieën P1 en P2. De keuze voor een afzonderlijke ministeriële regeling voor die pyrotechnische artikelen houdt verband met het feit dat de regels daarvoor alleen strekken tot implementatie van de Pyrorichtlijn, en dus alleen gericht zijn op het in de handel brengen van het product. Zij zijn dus productgebonden, en betreffen niet, zoals de pyrotechnische artikelen die vallen onder de reikwijdte van het Vuurwerkbesluit, de gehele keten. Bij het opstellen van de regelgeving ter omzetting van de Pyrorichtlijn, is de consistentie tussen de betrokken regels bewaakt. In de ontwerpregeling zijn voor zover mogelijk vergelijkbare bepalingen opgenomen als die welke in het Vuurwerkbesluit zijn opgenomen.

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of het mogelijk is één wettelijk kader voor alle ontplofbare stoffen en artikelen te ontwikkelen? Hierover kan ik u melden dat de mogelijkheden voor één wettelijk kader momenteel op mijn ministerie worden onderzocht. Het betreft onder meer de regelgeving met betrekking tot explosieven voor civiel gebruik (de Wet explosieven voor civiel gebruik, hierna Wecg). In reactie op het advies van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen over ontplofbare stoffen heeft het kabinet op 17 juni 2008 (Kamerstukken II, 2007/08, 29 383, nr. 110) hierover onder meer het volgende gemeld: «Het is de bedoeling dat binnen de nieuwe structuur (van de Wecg) de stand der techniek maatregelen, ruimtelijke ordeningsaspecten en security-maatregelen wettelijk verankerd worden. Daarnaast worden de in de uitvoeringspraktijk gesignaleerde knelpunten in de wijzigingsprocedure meegenomen. De juridische structuur wordt zodanig dat wijzigingen sneller kunnen worden doorgevoerd. Een dergelijke aanpassing is ook van belang om adequaat en tijdig wijzigingen van de Europese richtlijn (93/15/EEC) in Nederlandse wetgeving te kunnen implementeren. Bij de structuurwijziging van de Wecg zal eveneens aandacht worden besteed aan optimalisering van vergunningverlening en toezicht, bijvoorbeeld op het terrein van bevoegdheden.»

Wanneer het voorstel tot wijziging van deze regelgeving aan het parlement wordt aangeboden, zal ook aandacht worden besteed aan de relatie met de regelgeving voor pyrotechnische artikelen en het realiseren van een consistent stelsel van regels voor alle ontplofbare stoffen en artikelen.

De leden van de fractie van het CDA hebben daarnaast een aantal vragen gesteld omtrent de naleving en effectiviteit van de huidige regelgeving rond vuurwerk.

Hierna ga ik op deze vragen in. De nummering van de antwoorden correspondeert met de nummering van de vragen die zijn gesteld.

1:
Een dak van een opslagbunker voor opslag van vuurwerk dient licht te zijn. Het ministerie VROM schrijft daken voor die even zwaar moeten zijn als de wanden; indien dit niet wordt opgevolgd wordt geen gebruiksvergunning door de gemeente verstrekt. Kan de regering uitleggen op welke wijze deze regel de veiligheid dient en of de regeling duidelijk is voor de sector?

Met betrekking tot de opslag van consumentenvuurwerk in Nederland is voorgeschreven dat de bewaarplaats bouwkundig deugdelijk is en dat eventuele overdrukeffecten die bij een brand kunnen ontstaan, worden weggeleid via de toegangsdeur. Hiervoor is in 2001 in overleg met de brandweer gekozen. Om het wegleiden van overdrukeffecten via de toegangsdeur te kunnen bewerkstelligen, is het nodig dat de bewaarplaats verder geheel in tact blijft en verder geen zwakke plekken bevat. Om die reden moet het dak even sterk zijn als de wanden en moeten het dak en de wanden goed aan elkaar bevestigd zijn. De vuurwerkbranche is op de hoogte van deze keuze.

2
Sommige vuurwerkelementen mogen niet met water worden geblust. Dit geldt bij Europees transport, terwijl bij opslag in Nederland een sprinklerinstallatie wordt voorgeschreven. Als op basis van ambtelijke besluiten daaraan de eis dat een tweede onafhankelijke installatie noodzakelijk is, wordt toegevoegd, dient de ondernemer uit zakelijke overwegingen te investeren, terwijl dit geenszins de veiligheid waarborgt. Is de regering bereid de verplichting om een sprinklerinstallatie te installeren te heroverwegen?

De aanbeveling in de internationale transportregels om vuurwerk niet te blussen, wordt ingegeven door het feit dat niet kan worden ingeschat of het vuur de kruitlading al bereikt heeft of niet. Er bestaat geen verbod om water te gebruiken bij een vuurwerkbrand. In de doctrine van de Nederlandse brandweer is daarom vastgelegd dat een brand in een vuurwerktransport defensief tegemoet wordt getreden. Pas wanneer zeker is gesteld dat sprake is van een transport van Nederlands consumentenvuurwerk met de vervoersclassificatie 1.4, kan onder dekking met water geblust worden. De verplichting om een sprinklerinstallatie te installeren, is opgenomen om twee redenen. Ten eerste moet elk begin van een brand in een bewaarplaats in de kiem worden gesmoord. Zolang de brand wel de verpakking maar nog niet de kruitlading heeft bereikt, is een dergelijke brand te blussen. Ten tweede moet de sprinklerinstallatie bewerkstelligen dat het vuurwerk nat wordt gemaakt wanneer een brand buiten de bewaarplaats uitbreekt. Op die manier wordt voorkomen dat het vuurwerk bij die brand betrokken kan raken. Bij een aantal incidenten is gebleken dat sprinklerinstallaties deze functies goed vervullen. Er is daarom geen aanleiding om de verplichting tot installatie van een sprinklerinstallatie te heroverwegen. Voor een besluit om de verplichting op te leggen om een tweede sprinklerinstallatie, onafhankelijk van de eerste, bij een vuurwerkbewaarplaats te installeren, ontbreekt de wettelijke grondslag.

3
Daar de opslag van professioneel vuurwerk in Nederland nu vrijwel tot nul is teruggebracht, vindt momenteel op grote schaal opslag in Duitsland plaats, met als gevolg dat meer transport en meer overslag plaats vindt. Kan de regering deze constatering bevestigen en kan zij hiermee instemmen?

De constatering dat er professioneel vuurwerk in Duitsland ligt opgeslagen en dat dit vuurwerk dientengevolge vanuit Duitsland naar Nederland over de weg moet worden vervoerd, kan ik bevestigen. Voor deze handelswijze van de vuurwerkbedrijven is geen voorafgaande toestemming nodig; wel moet het binnen Nederland brengen gemeld worden. Of er dientengevolge sprake is van meer overslag van dat vuurwerk, valt te bezien. Professioneel vuurwerk is vuurwerk dat voor vuurwerkshows wordt gebruikt. De regelgeving schrijft voor dat geen ander vuurwerk dan wat nodig is voor een specifieke vuurwerkshow, bij dat vervoer wordt meegenomen. Bovendien moet het vuurwerk dat wordt vervoerd, rechtstreeks naar de plaats van de show worden gebracht. Er ontstaan derhalve geen extra overslaghandelingen.

4
De veiligheidsafstanden bij vuurwerkevenementen zijn vergroot, waardoor bij duisternis de mogelijkheid tot bewaking afneemt. Voorts zijn de regels per provincie verschillend. Kan de regering dit bevestigen en is zij van plan hierop verdere actie te ondernemen?

De recente wijzigingen van de veiligheidsafstanden voor vuurwerkshows hebben geen wijzigingen gebracht in de grootste afstanden die zijn voorgeschreven. De belangrijkste wijziging betrof het verhogen van de afstand van 30 naar 40 meter die voor een aantal soorten artikelen moet worden aangehouden bij het afsteken van die artikelen. Mij is uit het overleg met de provincies geen signaal bekend dat het afzetten en bewaken van de veiligheidszone tot problemen leidt.

De kritiek dat de regels voor het tot ontbranding brengen van vuurwerk verschillend zijn tussen de diverse provincies, heeft mij ook bereikt. Inmiddels is een wijziging van het Vuurwerkbesluit in voorbereiding waaraan een ministeriële regeling zal worden gekoppeld waarin uniforme regels zullen worden opgenomen met betrekking tot het tot ontbranding brengen van vuurwerk.

5
De regels voor tijdelijke opslag van explosieven in de havens worden door betrokkenen als onduidelijk ervaren en daarom lokaal verschillend geïnterpreteerd. Kan de regering dit beamen en is zij van plan in deze situatie verandering te brengen?

Naar aanleiding van een opmerking van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen in het rapport «Ontplofbare stoffen, op weg naar integrale ketenveiligheid» is onderzoek gedaan naar de situatie rond de op- en overslag van ontplofbare stoffen in de verschillende havens. Over het resultaat van dat onderzoek is de Tweede Kamer op 7 december 2009 via de 9de voortgangsrapportage externe veiligheid (Kamerstukken II, 2009/10, 27 801, nr. 70) geïnformeerd. Kort samengevat is de conclusie van het onderzoek dat slechts op zeer beperkte schaal afgeweken wordt van de reguliere procedure bij de overslag en het vervoer van explosieven van de klasse 1.1. De oorzaken van de afwijkingen komen vooral voort uit overmachtsituaties (staking, files, slecht weer) en fouten in communicatie en planning. In dit verband verwijs ik daarnaast naar punt 13 van het onderdeel uitvoering en handhaving van de hiervoor genoemde voortgangsrapportage.

6
Destijds is door de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) aanbevolen een ketenonderzoek te doen, om na te gaan hoe na Enschede de diverse maatregelen in de praktijk uitwerken. Is de regering van plan dit ketenonderzoek alsnog uit te voeren, ondanks een eerdere afwijzing richting Tweede Kamer? Er bestaat in het veld een sterk gevoel dat de overheid na Enschede gevlucht is in bureaucratische regelgeving – die veelal weinig effectief lijkt – terwijl de praktische problemen zoals ervaren door het goedwillende deel van de branche nog steeds niet zijn opgelost.

Het kabinetsstandpunt dat een volledige ketenanalyse, zoals door de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen is voorgesteld, weinig nieuwe inzichten zal opleveren, is nog ongewijzigd van kracht. Ter uitvoering van de conclusies van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen is een aantal acties op het terrein van regelgeving binnen het Ministerie van VROM wel in gang gezet. Zoals in de inleiding is aangegeven wordt de regelgeving met betrekking tot explosieven thans binnen het ministerie tegen het licht gehouden. Daarnaast is een wijziging van het Vuurwerkbesluit in voorbereiding (zie ook mijn antwoord op vraag 4) die wordt opgesteld naar aanleiding van de evaluatie van het Vuurwerkbesluit die in 2008 is afgerond. Daarin zal de ondervonden bureaucratische druk worden beperkt door de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het Vuurwerkbesluit te verbeteren en de administratieve en bestuurslasten te verminderen.
Tot slot zij vermeld dat de Europese Commissie in mei jl. een inbreukprocedure tegen Nederland heeft gestart wegens niet-tijdige implementatie van de Pyrorichtlijn.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. C. Huizinga-Heringa

http://rijksbegroting.minfin.nl/2011/kamerstukken,2010/9/24/kst148663.html
 
Nederland word dus achter de broek gezeten omdat de Europese regelgeving niet netjes wordt nageleefd. Ik ben eigenlijk ook wel benieuwd waarom dat niet het geval is.

Hier een linkje met uitleg over het begrip
"inbreukprocedure".
 
Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de schade die is veroorzaakt door vuurwerkvandalisme (ingezonden 2 februari 2011).

Vraag 1
Kent u het bericht «Gemeenten lijden meer schade door vuurwerk»

Vraag 2
Deelt u de conclusies van het in het bericht genoemde onderzoek waaruit blijkt dat gemeenten gemiddeld ruim een derde meer schade door vuurwerk-vandalisme hebben opgelopen dan in het voorgaande jaar? Zo ja, hoe verklaart u deze toename? Zo nee, waarom niet en wat zijn dan wel de juiste gegevens?

Vraag 3
Hoe verklaart u het gegeven dat in de Biblebelt relatief meer schade, zowel ten opzichte van het vorig jaar als ten opzichte van andere gemeenten, door vuurwerk wordt veroorzaakt?

Vraag 4
Deelt u de mening dat het onbevredigend is dat er al jarenlang geen sprake is van een substantiële vermindering van schade in de openbare ruimte rond Oud en Nieuw? Zo ja, wat gaat u doen om dit tij te keren? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5
Kunt u aan de hand van evaluaties van eerdere ongeregeldheden rondom Oud en Nieuw een beeld schetsen van de groep vandalen die dan actief zijn? Zo ja, waarom slaagt u er niet in deze groep beter in de greep te krijgen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6
Wat is uw mening over het pleidooi van zes burgemeesters van gemeenten in de Betuwe en de Liemers om een schadetaks op vuurwerk in te stellen waardoor de koper van vuurwerk standaard een heffing moet betalen die kan dienen voor het betalen van het herstel van vuurwerkschade?
 
Vraag 3
Hoe verklaart u het gegeven dat in de Biblebelt relatief meer schade, zowel ten opzichte van het vorig jaar als ten opzichte van andere gemeenten, door vuurwerk wordt veroorzaakt?


dit vind ik eigenlijk een hele interessante vraag. bedoel waarom zou in plaatsen zoals Urk, Staphorst, enz nu meer schade zijn.. Zijn de mensen die daar wonen dan toch niet zo heilig en vrooms als ze zich voor doen???
 
Zal ik deze dan vast voor de minister beantwoorden? Is een inkopper en scheelt 'm wat tijd:

Vraag 6
Wat is uw mening over het pleidooi van zes burgemeesters van gemeenten in de Betuwe en de Liemers om een schadetaks op vuurwerk in te stellen waardoor de koper van vuurwerk standaard een heffing moet betalen die kan dienen voor het betalen van het herstel van vuurwerkschade?

Een schadetax levert weliswaar enige financiële compensatie voor de geleden schade op, maar er zijn twee zaken niet juist aan dit instrument. Ten eerste is het twijfelachtig of het ethisch juist is om enkel de personen die Nederlands consumentenvuurwerk kopen op de collectieve schade aan te spreken. Temeer aangetoond kan worden dat verreweg de meeste en grootste schade ontstaat ten gevolge van het niet juist gebruiken van buitenlands en/of illegaal vuurwerk. Deze laatste groep blijft bij een schadetax buiten schot.

Ten tweede is er een ongewenst bijkomend signaal verweven met de term "schadetax"; het suggereert dat de burger, na het voldoen ervan, zijn gang kan gaan met het vernielen van openbare of particuliere spullen. De rekening zou immers op voorhand reeds zijn voldaan.

Het doelgerichter opsporen van vandalen, alsmede strenger straffen en uiteraard (nog beter) het voorkomen van schade door voorlichting zal naar mijn mening uiteindelijk meer winst opleveren dan de voorgestelde schadetax.

:wink:

Groet,
Cameo
 
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Datum 17 februari 2011

Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de schade die is veroorzaakt door vuurwerkvandalisme
In antwoord op uw brief van 2 februari 2011 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Marcouch (PvdA) over de schade die is veroorzaakt door vuurwerkvandalisme (ingezonden 2 februari 2011) worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.
De Minister van Veiligheid en Justitie

Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en
Justitie over de schade die is veroorzaakt door vuurwerkvandalisme
(ingezonden 2 februari 2011)
1
Kent u het bericht ‘Gemeenten lijden meer schade door vuurwerk’? 1)
Antwoord Ja.

2
Deelt u de conclusies van het in het bericht genoemde onderzoek waaruit
blijkt dat gemeenten gemiddeld ruim een derde meer schade door
vuurwerkvandalisme hebben opgelopen dan in het voorgaande jaar? Zo
ja, hoe verklaart u deze toename? Zo nee, waarom niet en wat zijn dan
wel de juiste gegevens?

Antwoord
Cijfers over schade geleden door gemeenten door vuurwerkvandalisme zijn mij
niet bekend. Ik kan daarom geen oordeel geven over het in het bericht in het
Reformatorisch Dagblad (28 januari 2011) genoemde onderzoek. Uit een
schatting van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek van het Verbond van
Verzekeraars blijkt dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling voor een bedrag van circa 10 miljoen Euro schade is geleden door particulieren. Het gaat daarbij om schade aan woningen en auto’s door brand. Het jaar ervoor werd de door particulieren geleden schade tijdens de jaarwisseling vastgesteld op 12 miljoen Euro. Het Verbond van Verzekeraars ziet deze daling als een resultaat van het zero-tolerance beleid van de overheid tegen vandalen en andere raddraaiers.

3
Hoe verklaart u het gegeven dat in de Biblebelt relatief meer schade,
zowel ten opzichte van het vorig jaar als ten opzichte van andere
gemeenten, door vuurwerk wordt veroorzaakt?

AntwoordIn het Politieacademie-onderzoek naar het verloop van de jaarwisselingen in
Nederland, uitgebracht in 2007 na de jaarwisseling 2006-2007, werd
geconstateerd dat er tijdens de jaarwisseling opvallend veel problemen in kleine gemeenten en dorpskernen in de zogeheten “biblebelt” waren. Volgens de onderzoekers wortelen de ongeregeldheden bij de jaarwisseling in dat gebied meer in structurele problemen – zoals overlast, criminaliteit, regelontduiking en alcoholgebruik – dan dat het incidentele uitingen zijn (Adang & Van der Torre,2007).

4
Deelt u de mening dat het onbevredigend is dat er al jarenlang geen
sprake is van een substantiële vermindering van schade in de openbare
ruimte rond Oud en Nieuw? Zo ja, wat gaat u doen om dit tij te keren? Zo
nee, waarom niet?

Antwoord
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kan ik geen uitspraken doen over de omvang van de schade in de openbare ruimte.
Ofschoon tijdens de laatste jaarwisseling sprake was van een afname van het
totale aantal incidenten (Kamerstukken II, 2010-2011, 32500 VI, nr. 76) en de geschatte schade geleden door particulieren met bijna 20 procent gedaald is, kan het nog beter. Daarom ga ik onverminderd door met het aandacht vragen bij gemeenten voor dit onderwerp. Ieder jaar in september wordt een brief met aandachtspunten met betrekking tot de jaarwisseling verstuurd aan alle korpsbeheerders, korpschefs, burgemeesters, hulpdiensten en andere betrokken partijen. Da rin wordt ook aandacht geschonken aan het verhalen van schade op vandalen. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid heeft in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en gemeenten een toolkit ontwikkeld. Daarin zijn onder andere de juridische mogelijkheden voor het verhalen van schade en de bijbehorende richtlijnen en procedures te vinden. Het initiatief om dit instrument toe te passen ligt bij de gemeenten.

5
Kunt u aan de hand van evaluaties van eerdere ongeregeldheden rondom
Oud en Nieuw een beeld schetsen van de groep vandalen die dan actief
zijn? Zo ja, waarom slaagt u er niet in deze groep beter in de greep te
krijgen? Zo nee, waarom niet?
Uit het Rapport Commissie overlast jaarwisseling (Kamerstukken II, 2008-2009,31700 VII, nr. 47) blijkt dat het voornamelijk om mannen gaat van 18-30jaar. Op gemeentelijk niveau bestaat een meer gedetailleerd beeld van de vandalen en dienen maatregelen te worden genomen. Zo heeft een aantal gemeenten de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast toegepast op personen die in beeld waren. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 4.

6
Wat is uw mening over het pleidooi van zes burgemeesters van
gemeenten in de Betuwe en de Liemers om een schadetaks op vuurwerk
in te stellen waardoor de koper van vuurwerk standaard een heffing moet
betalen die kan dienen voor het betalen van het herstel van
vuurwerkschade? 2)

Antwoord
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft mij bericht dat de consequenties van het invoeren van een heffing op vuurwerk al in 2002 in kaart zijn gebracht door het Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf (EIM; het onderzoeksrapport is op 12 november 2002 aan uw Kamer aangeboden). Een heffing op vuurwerk om schade als gevolg van vuurwerkvandalisme te bekostigen kan leiden tot een toename van de hoeveelheid illegaal vuurwerk, waarvoor geldt dat zowel geen heffing wordt betaald als de kwaliteit niet wordt gecontroleerd.
Een toename van het aantal letselgevallen is te verwachten. Een dergelijke
heffing kan gelijkertijd leiden tot een toename van de aanschaf van het
goedkopere knalvuurwerk waarmee het merendeel van het vandalisme wordt
gepleegd. Volgens het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is de situatie sinds die tijd niet zodanig gewijzigd dat het rapport zijn geldigheid heeft verloren.

1) Reformatorisch Dagblad, ‘Gemeenten lijden meer schade door vuurwerk’, 28
januari 2011
2) Algemeen dagblad, ‘Schadetaks opvuurwerk 21 januari 2011
 
Op 27 mei a.s. staat vuurwerk en de jaarwisseling weer op de politieke agenda.


Veiligheid en Justitie
Algemeen overleg

Bewindsperso(o)n(en)
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Groen van Prinstererzaal openbaar
Te behandelen:33750-VI-97 Brief regering d.d. 13 januari 2014 - I.W. Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie
Landelijk beeld jaarwisseling 2013-2014

http://www.tweedekamer.nl/downloads/...itle=Landelijk beeld jaarwisseling 2013-2014.pdf
 
Interessant om te weten en hopelijk krijgen wij ook het resultaat te horen, zeer bedankt voor het plaatsen Fred !
 
Geen dank Arjan, de vergadering is overigens openbaar, dus als je een keer zin hebt in iets heel anders? :D

Een bedankje is een kleine moeite Fred :wink:

En ik las inderdaad dat het openbaar is maar voor mijn gezondheid kan ik daar toch maar beter weg blijven want je hebt kans dat ik niet braaf mijn mond kan houden als vuurwerkliefhebber :)
 
Back
Bovenaan