Uitspraak LJN BZ9469, Rechtbank Oost-Brabant, 01/995074-12

ylke

VWC lid
Datum uitspraak: 06-05-2013

Datum publicatie: 06-05-2013

Rechtsgebied: Straf

Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig

Zaaknummers: 01/995074-12

Uitspraak


vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht

Parketnummer: 01/995074-12
Datum uitspraak: 06 mei 2013

Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen

[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats, adres].

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2013.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 maart 2013.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 12 december 2012, in de gemeente Eindhoven,
al dan niet opzettelijk
- professioneel vuurwerk, te weten 3 stuks lawinepijlen Zink 903 en/of
ongeveer 30 stuks vlinders en/of ongeveer 23 kilogram waaronder strengen,
strijkers, pirats en bengaals vuurwerk voorhanden heeft gehad en/of
- tezamen en in vereniging metanderen of een ander, althans alleen
professioneel vuurwerk, te weten een flowerbed, Triplex 100 shots met een
gewicht van ongeveer 25,65 kilogram, voorhanden heeft gehad en/of aan een
ander ter beschikking heeft gesteld,
terwijl dat vuurwerk was bestemd voor particulier gebruik;
art 1.2.2 lid 2 Vuurwerkbesluit

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 12 december 2012, te
Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of
een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, ander vuurwerk dan
consumentenvuurwerk dat voldoet aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen
en/of de ter uitwerking van het Vuurwerkbesluit krachtens artikel 9.2.2.1 van
de Wet milieubeheer gestelde regels met betrekking tot consumentenvuurwerk,
heeft aangeprezen en/of heeft aanbevolen
- als consumentenvuurwerk en/of
- terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit vuurwerk
zou worden aangewend voor een ander gebruik dan waartoe het gelet op de
samenstelling en/of eigenschappen of de bijbehorende gebruiksaanwijzing,
kennelijk geschikt was,
immers heeft hij toen via internet (zeer zwaar (professioneel)) vuurwerk,
waaronder Lawineplijlen Zink 901 en 903, Shells Lidu 3 tot en met 6 inch en/of
flowerbeds (profblok explod), welk vuurwerk niet voldeed aan de voor
consumentenvuurwerk geldende eisen met betrekking tot de samenstelling van de
lading en/of voor wat betreft die Shells herlaadbaar vuurwerk was, te koop
aangeboden aanparticulieren;
art 1.2.6 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsverweer.
De raadsvrouwe van verdachte heeft op de in de pleitnota genoemde gronden aangevoerd dat de pseudokoop onrechtmatig heeft plaatsgevonden en dat alle bewijsmiddelen die daaruit voortkomen van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Zij heeft voor beide ten laste gelegde feiten geconcludeerd tot vrijspraak wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.

De rechtbank verwerpt dit verweer. Wat er ook moge zijn van de door de raadsvrouwe gestelde onrechtmatigheid met betrekking tot de pseudokoop, het verweer faalt reeds nu het bevel pseudokoop als bedoeld in artikel 126i Wetboek van Strafvordering is afgegeven ten laste van de medeverdachte [medeverdachte] en niet ten laste van verdachte in het onderhavige onderzoek. Om die reden kan verdachte zich niet beroepen op een eventuele onrechtmatigheid die kleeft aan de pseudokoop.

De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte

1.

op 12 december 2012, in de gemeente Eindhoven, opzettelijk
- professioneel vuurwerk, te weten 30 stuks vlinders en strijkers en bengaals vuurwerk voorhanden heeft gehad en
- tezamen en in vereniging met een ander, professioneel vuurwerk, te weten een flowerbed, Triplex 100 shots met een gewicht van ongeveer 25,65 kilogram, voorhanden heeft gehad en aan een ander ter beschikking heeft gesteld,
terwijl dat vuurwerk was bestemd voor particulier gebruik.

2.

in de periode van 1 september 2012 tot en met 12 december 2012, te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, ander vuurwerk dan consumentenvuurwerk dat voldoet aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen en de ter uitwerking van het Vuurwerkbesluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels met betrekking tot consumentenvuurwerk, heeft aangeprezen
- als consumentenvuurwerk en- terwijl hij wist datdit vuurwerk zou worden aangewend voor een ander gebruik dan waartoe het gelet op de samenstelling en/of eigenschappen of de bijbehorende gebruiksaanwijzing, kennelijk geschikt was,
immers heeft hij toen via internet zeer zwaar professioneel vuurwerk, waaronder Lawinepijlen Zink 901, Shells Lidu 3 tot en met 6 inch en flowerbeds (profblok explod), welk vuurwerk niet voldeed aan de voor consumentenvuurwerk geldende eisen met betrekking tot de samenstelling van de lading en voor wat betreft die Shells herlaadbaar vuurwerk was, te koop aangeboden aan particulieren.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geenfeiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Feiten 1 en 2:
18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan ditvonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en het beschikbaar stellen van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. Tevens heeft verdachte professioneel vuurwerk via internet te koop aangeboden aan particulieren. Verdachte heeft welbewust gevaarzettend gehandeld door illegaal vuurwerk in omloop te brengen. Hetknalvuurwerk is professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt. De ervaring leert dat bij het afsteken van dit vuurwerk met regelmaat iets mis gaat en dat de gevolgen dan veelal ernstig zijn. Verdachte heeft puur uit winstbejag gehandeld en heeft zich niets aangetrokken van het gevaar dat het door hem geleverde vuurwerk in handen van niet-deskundigen kan veroorzaken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.

In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder werd veroordeeld.

De rechtbank acht op grond van het vorenstaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met een groot voorwaardelijk deel en een maximale werkstraf passend en geboden. Met de voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht,
1a, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten,
1.1, 9.2.2.1 en 22.2 van de Wet milieubeheer,
1.1.1, 1.1.2, 1.2.2, 1.2.6 en 5.4.3 van het Vuurwerkbesluit.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer,opzettelijk begaan
(artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit)
en
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
(artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit)

T.a.v. feit 2:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
(artikel 1.2.6, eerste lid sub b, van het Vuurwerkbesluit)

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 208 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

T.a.v. feit 1, feit 2:
Werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door: mr. M.Th. van Vliet, voorzitter, mr. H.A. van Gameren en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 6 mei 2013.
Mr. M.M.J. Nuijten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bron
 
Back
Bovenaan