Hoe ziet een strafzaak er uit

dieter

VWC lid
Velen vragen wel eens hoe verloopt een strafzaak tegen personen die vuurwerk verkopen dat niet bestemd is voor de particuliere markt.

Sprake van professioneel vuurwerk (categorie 4) in de zin van artikel 1.1.1. van het Vuurwerkbesluit. Kleurloos opzet gelet op het feit dat er artikel 2 van de Wet op de Economische Delicten. Verdachte heeft illegaal vuurwerk in omloop gebracht en dit ook verstrekt aan minderjarigen.

Sector strafrecht

Parketnummer: 07.996573-10 (P)

Vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 12 april 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Kupelian, advocaat te Amsterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C.A. Plantenga en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2 DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 8 november 2010 te Almere-Haven, gemeente Almere, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk,
(totaal) ongeveer 650 kilogram professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- mortierbom(men) te weten 72, althans één of meer DS03 en/of 60 althans één of meer DS04 en/of
- knalvuurwerk te weten 1050, althans één of meer banger(s) Cobra 6 en/of
- knalvuurwerk te weten 150, althans één of meer banger(s) Atomic en/of
- knalvuurwerk te weten 4000, althans één of meer nitraat/nitraten Fenix FP3 en/of
- knalvuurwerk te weten 960, althans één of meer nitraat/nitraten Colour Salute en/of
- knalvuurwerk te weten 1100, althans één of meer vlinder(s) en/of
- 400, althans één of meer signaalraket(ten) zink-2006 en/of
- knalvuurwerk te weten 101, althans één of meer Napolitaanse bom(men)
voorhanden heeft gehad;

en/of

hij op of omstreeks 8 november 2010 te Almere-Haven, gemeente Almere, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis (totaal) ongeveer 650 kilogram professioneel vuurwerk, te weten:
- mortierbom(men) te weten 72, althans één of meer DS03 en/of 60 althans één of meer DS04 en/of
- knalvuurwerk te weten 1050, althans één of meer banger(s) Cobra 6 en/of
- knalvuurwerk te weten 150, althans één of meer banger(s) Atomic en/of
- knalvuurwerk te weten 4000, althans één of meer nitraat/nitraten Fenix FP3 en/of
- knalvuurwerk te weten 960, althans één of meer nitraat/nitraten Colour Salute en/of
- knalvuurwerk te weten 1100, althans één of meer vlinder(s) en/of
- 400, althans één of meer signaalraket(ten) zink-2006 en/of
- knalvuurwerk te weten 101, althans één of meer Napolitaanse bom(men)

voorhanden heeft gehad;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 8 november 2010 te Almere-Haven, gemeente Almere, opzettelijk (650 kilogram) vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, te weten (een) mortierbom(men) en/of (een) lawinepijl(en) en/of banger(s) voor handen heeft gehad in een loods aan de [adres loods], althans buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4. Vuurwerkbesluit en/of in artikel 2.2.2, 3.2.1 en/of 3A.2.1. Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van een vuurwerk en/of artikel 2.2.1. Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.3. Vuurwerkbesluit;

2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 in Nederland, opzettelijk
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik te weten:
- knalvuurwerk, te weten banger(s) met omschrijving Cobra 6 en/of
- knalvuurwerk, te weten vlinder(s) en/of
- knalvuurwerk, te weten Napolitaanse bom(men)
- op of omstreeks 4 november 2010 te Almere aan [afnemer 1] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Gorichem aan [afnemer 2] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Leiden aan [afnemer 3]
- op of omstreeks 6 november 2010 te Amsterdam aan [afnemer 4] (geboren [geboortedatum afnemer 4])
- op of omstreeks 7 november 2010 te Amersfoort aan [afnemer 5] (geboren [geboortedatum afnemer 5])
althans aan anderen of een ander ter beschikking heeft gesteld;

en/of

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 in Nederland, opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten:
- knalvuurwerk, te weten banger(s) met omschrijving Cobra 6 en/of
- knalvuurwerk, te weten vlinder(s) en/of
- knalvuurwerk, te weten Napolitaanse bom(men)
- op of omstreeks 4 november 2010 te Almere aan [afnemer 1] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Gorinchem aan [afnemer 2] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Leiden aan [afnemer 3] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Amsterdam aan [afnemer 4] (geboren [geboortedatum afnemer 4]) en/of
- op of omstreeks 7 november 2010 te Amersfoort aan [afnemer 5] (geboren [geboortedatum afnemer 5]) althans aan (een) ander(en) dan (een) perso(o)n(en) met gespecialiseerde kennis ter beschikking heeft gesteld;

3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 te Almere-Haven, gemeente Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) (ongeveer 17.000 euro), althans enig(e) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij en/of zijn mededaders(s) wist(en) dat voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, te weten het voorhanden hebben en/of afleveren van vuurwerk dat niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit;

De rechtbank verbetert in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3 DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

4.1 Inleiding

Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast.

Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
In mei 2010 wordt in het kader van een vuurwerkonderzoek enige informatie verkregen over een man uit Almere die in vuurwerk zou handelen. De politie achterhaalt dat dit mogelijk [naam verdachte] is en start het onderzoek 14Niger. [naam verdachte] is als verdachte aangemerkt en stelselmatig geobserveerd. Tevens is zijn mobiele telefoon getapt. Hieruit bleek onder meer het navolgende.

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Naar aanleiding van getapte gesprekken van 4, 6 en 7 november 2011 blijkt dat de later aangehouden verdachte contact heeft met een persoon die aangaf nog veel vuurwerk te hebben en daarvan afwilde. Deze persoon wordt door de politie geïdentificeerd als [naam mogelijke medeverdachte].

Tijdens een observatie op 8 november 2010 wordt verdachte opgehaald door [naam getuige]. Verdachte en [naam getuige] rijden naar een carpoolplaats langs de snelweg in Vaassen. Aldaar stapt een derde persoon in en rijden zij naar een loods in Nijbroek. Er wordt ongeveer 650 kilo vuurwerk in een aanhanger geladen en vervolgens rijden verdachte en [naam getuige] terug naar een garagebox in Almere.

Op de [adres loods] te Almere-Haven werd verdachte nabij een door hem gehuurde garagebox met het vuurwerk aangehouden. Het vuurwerk werd inbeslaggenomen en nader onderzocht. Onderzoek wees uit dat het ging om vuurwerk dat niet voldeed aan het Vuurwerkbesluit en omschreven kon worden als professioneel vuurwerk.

De heer [naam getuige] heeft een getuigenverklaring afgelegd.

Ter terechtzitting van 29 maart 2011 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd.

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Op 4 november 2010 vindt er in Almere een gecontroleerde aflevering van vuurwerk plaats aan [afnemer 1]. Hierbij werden door de later aangehouden verdachte, Napolitaanse bommen, vlinders en Cobra 6 bangers aan voornoemde [afnemer 1] verkocht. Dit vuurwerk is vervolgens in beslag genomen en onderzocht. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het ging om professioneel vuurwerk.

Op 6 november 2010 wordt verdachte door een observatieteam van de politie gevolgd naar Gorinchem waar hij een tas vuurwerk afgeeft aan [afnemer 2]. Deze [afnemer 2] verklaart vervolgens dat hij voor € 210, - aan Napolitaanse bommen heeft gekocht van verdachte. Dit vuurwerk werd in beslag genomen en onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat het inbeslaggenomen vuurwerk aangemerkt moet worden als vuurwerk voor professioneel gebruik.

Vervolgens reisde verdachte dezelfde dag van Gorinchem naar Leiden waar hij vervolgens aan [afnemer 3] bangers, lawinepijlen en Napolitaanse bommen afleverde. Deze [afnemer 3] verklaarde dat hij dit vuurwerk had gekocht van verdachte voor ruim € 300, - .

Gelet op de informatie uit de afgeluisterde telefoongesprekken vervolgde verdachte zijn reis naar Amsterdam waar hij aan de minderjarige [afnemer 4], 8 bangers en 33 vlinders verkocht. [afnemer 4] verklaarde dat hij voor dit vuurwerk ongeveer € 200, - aan verdachte had betaald. De bangers en vlinders werden in beslaggenomen.

Uit SMS-verkeer bleek dat verdachte op 7 november 2010 een afspraak had om in Amersfoort vuurwerk af te leveren. Het telefoonnummer van de afnemer werd gelinkt aan de minderjarige [afnemer 5], geboren 6 september 1994. [afnemer 5] verklaarde dat hij 1000 nitraten had gekocht voor € 300, - en dat hij het vuurwerk bij de politie had ingeleverd.

Ter terechtzitting van 29 maart 2011 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd.

Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Gelet op het hiervoor overwogene is er onderzoek gedaan naar de bankrekening van verdachte en de gedane kasstortingen in 2010.

4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld.

Zij heeft daartoe - zoals vervat in een op schrift gesteld requisitoir - voor het onder 1. ten laste gelegde onder meer verwezen naar de bekennende verklaring van verdachte, de tapgesprekken, het proces-verbaal van observatie en aanhouding en de afspraak op 8 november 2010 om het vuurwerk op te halen.

Voor het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie voor een bewezenverklaring gewezen op de tapgesprekken, de processen-verbaal van observaties gedaan tussen 4 november 2010 en 7 november 2010, het inbeslaggenomen vuurwerk, de aanhoudingen van de afnemers en de bekennende verklaring van verdachte.

Voorts heeft zij met betrekking tot het ten laste gelegde witwassen opgemerkt dat verdachte handelt in illegaal vuurwerk en dat de opbrengst van de verkoop onder het witwassen valt. De verklaring van verdachte dat een groot gedeelte van de ten laste gelegde € 17.000, - spaargeld is, acht zij ongeloofwaardig. Bovendien strijdt deze verklaring ter terechtzitting met de verklaring die verdachte in een eerder stadium bij de politie heeft afgelegd. Hij verklaarde eerder dat de gestorte bedragen op zijn bankrekening gelden waren die van de verkoop van vuurwerk afkomstig waren.

4.3 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft - zoals vervat in zijn pleitnota - primair betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad en er zodoende sprake is van een overtreding. Nu dit niet onder 1. en 2. ten laste is gelegd, dient er van deze feiten vrijgesproken te worden. Subsidiair heeft hij gewezen op de bekennende verklaring van verdachte en zich gerefereerd.

Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde witwassen heeft de raadsman gesteld dat verdachte geen geld verdiend heeft met de verkoop van vuurwerk. Van een professionele handel was geen sprake. Verdachte heeft zich bezig gehouden met een uit de hand gelopen hobby.

4.4 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.

Algemene overwegingen
Alvorens in te gaan op het ten laste gelegde overweegt de rechtbank het navolgende.

Regelgeving
Vuurwerk
Ingevolge artikel 1A.1.3, derde lid van het Vuurwerkbesluit is het vuurwerk dat in de handel wordt gebracht onder te verdelen in vier categorieën.

Categorie 1: vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis;

Categorie 2: vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een afgebakende plaats;

Categorie 3: vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;

Categorie 4: vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid.

Consumentenvuurwerk
In de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (RNEV) en artikel 2 van de Regeling Aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (RACT) staat nader beschreven wat consumentenvuurwerk is. Consumentenvuurwerk wordt gedefinieerd als vuurwerk dat in de categorie 1, 2 of 3 is ingedeeld en dat bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

Professioneel vuurwerk
In artikel 1.1.1. van het Vuurwerkbesluit is professioneel vuurwerk gedefinieerd als vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

Opzet
De rechtbank overweegt dat er gelet op het bepaalde in artikel 2 van de Wet op de economische delicten sprake is van een misdrijf indien het delict opzettelijk is begaan. Bij de invulling van de opzet dient er uit gegaan te worden van kleurloos opzet. De opzet hoeft zodoende niet gericht te zijn op het niet naleven van de van toepassing zijnde wettelijke verplichtingen.

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Professioneel vuurwerk
De rechtbank overweegt dat het vuurwerk dat op 8 november 2010 in beslag is genomen blijkens nader onderzoek bestempeld moet worden als professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit. Op basis van de verklaring van verdachte en de uiterlijke kenmerken van het vuurwerk kan immers geconcludeerd worden dat het vuurwerk niet geschikt is voor particulier gebruik en zodoende blijkens artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit onder categorie 4 valt.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat er sprake was van 1050 bangers Cobra 6, 150 bangers Atomic, 4000 nitraten Fenix FP3, 960 nitraten Colour Salute, 1100 vlinders, 60 mortierbommen DS04 en 72 DS03, 400 signaalraketten zink-2006 en 101 Napolitaanse bommen.

Verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling zijn bekennende verklaring bij de politie herhaald en wederom aangegeven dat hij wist dat het om illegaal vuurwerk ging dat hij verkocht. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij verwachtte de 650 kilo vuurwerk voor het eind van het jaar te hebben verkocht. Gelet op deze verklaring is de stelling van verdachte dat niet de gehele 650 kilo vuurwerk aan hem toebehoorde ongeloofwaardig.
Op grond van deze verklaring, tezamen met het proces-verbaal van onderzoek naar het inbeslaggenomen vuurwerk, de verklaring van [naam getuige] en de gedane observaties, acht de rechtbank het onder 1. primair, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank volstaat met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen, gelet op hetgeen in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald.

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
De ten laste gelegde periode
De rechtbank overweegt dat het beginpunt van de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 genoemd in de tenlastelegging is vast te stellen aan de hand van de bekennende verklaring van verdachte gedaan ter terechtzitting van 29 maart 2011. Verdachte heeft immers verklaard dat hij vanaf 2009 vuurwerk heeft verkocht.

Professioneel vuurwerk
De rechtbank overweegt dat blijkens de processen-verbaal van onderzoek naar het inbeslaggenomen vuurwerk dat is aangetroffen bij [afnemer 1] en [afnemer 2], dit vuurwerk aangemerkt moet worden als vuurwerk dat niet geschikt is voor particulier gebruik en professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit is.
Het vuurwerk dat geleverd is aan [afnemer 3] en [afnemer 4] moet naar het oordeel van de rechtbank ook aangemerkt worden als professioneel vuurwerk. De rechtbank baseert zich daarbij op de verklaringen van [afnemer 3] en [afnemer 4] , zijnde de afnemers van het vuurwerk, de verklaring van verdachte en de tapgesprekken die plaats hebben gevonden tussen verdachte en zijn afnemers.
Daarnaast verwijst de rechtbank naar het feit dat geen van de afnemers genoemd in de tenlastelegging personen zijn met gespecialiseerde kennis zoals bedoeld in artikel 1.1.2a van het Vuurwerkbesluit en op grond van voornoemde bewijsmiddelen vaststaat dat verdachte professioneel vuurwerk aan de afnemers ter beschikking heeft gesteld.

De rechtbank acht het onder 2. eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde met uitzondering van het leveren van vuurwerk aan [afnemer 5] op 7 november 2010 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt partieel vrij van het ter beschikking stellen aan [afnemer 5] van de in de tenlastelegging genoemde soorten knalvuurwerk nu uit zowel de verklaring van [afnemer 5], als uit de verklaring van de verdachte blijkt dat door verdachte aan [afnemer 5] nitraten zijn geleverd en dit niet in de tenlastelegging is opgenomen.

Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 maart 2011 zijn eerder afgelegde bekennende verklaring herhaald. Op grond van deze verklaring, het hiervoor overwogene en de observaties acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 opzettelijk aan diverse afnemers professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld.

De rechtbank volstaat met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen, gelet op hetgeen in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald.

Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor besproken handel in (illegaal) vuurwerk in Nederland geld heeft opgeleverd voor verdachte. De opbrengst van deze criminele activiteit kan aangemerkt worden als witwassen zoals is bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Verdachte en zijn raadsman stellen dat verdachte geen geld heeft overgehouden aan de verkoop van vuurwerk. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig. Verdachte heeft bij de politie op 10 november 2010 verklaard dat de contante geldbedragen die gedurende 2010 op zijn bankrekening zijn gestort, gelden waren die afkomstig waren van de verkoop van vuurwerk. Uit bankafschriften blijkt dat er vanaf 29 januari 2010 tot en met 14 juli 2010 kasstortingen zijn gedaan oplopend van € 70, - tot € 4.500, -. Het totaal van deze stortingen bedraagt € 16.195, -. De nadere, gewijzigde uitleg van verdachte ter terechtzitting, dat deze stortingsgelden bestonden uit spaargeld van zijn eigen rekening, dat hij eerst van zijn rekening had afgehaald, en vervolgens na verloop van enige tijd (onverminderd) op zijn rekening heeft teruggestort, acht de rechtbank bijzonder ongeloofwaardig. Verdachte heeft op vragen van de rechtbank ter terechtzitting geen aannemelijke uitleg kunnen geven hoe zulks dan mogelijk was tot bedragen van dergelijke hoogte (mede gezien het inkomen uit arbeid dat verdachte verdient). Daarnaast strookte de uitleg (dat verdachte geld opnam van zijn rekening om betalingen te doen) niet met de waarheid: als men gelden opneemt en uitgaven doet, kan er nooit een even hoog bedrag teruggestort worden op de bankrekening; en het totaal van het teruggestorte bedrag kan al helemaal niet hoger worden na het doen van uitgaven. De rechtbank gaat daarmee aan deze lezing door verdachte voorbij.

Op grond van de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 10 november 2010, de bankafschriften van zijn rekening en de verklaringen van de afnemers dat zij voor enkele honderden euro’s aan vuurwerk bij verdachte kochten , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ongeveer € 17.000, - heeft witgewassen.


5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1.
op 8 november 2010 te Almere-Haven, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk,
totaal ongeveer 650 kilogram professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- mortierbommen te weten 72 DS03 en 60 DS04 en
- knalvuurwerk te weten 1050 bangers Cobra 6 en
- knalvuurwerk te weten 150 bangers Atomic en
- knalvuurwerk te weten 4000 nitraten Fenix FP3 en
- knalvuurwerk te weten 960 Colour Salute en
- knalvuurwerk te weten 1100 vlinders en
- 400 signaalraketten zink-2006 en
- knalvuurwerk te weten 101 Napolitaanse bommen
voorhanden heeft gehad.

2.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 in Nederland, opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik te weten:
- knalvuurwerk, te weten bangers met omschrijving Cobra 6 en
- knalvuurwerk, te weten vlinders en
- knalvuurwerk, te weten Napolitaanse bommen
- op 4 november 2010 te Almere aan [afnemer 1] en
- op 6 november 2010 te Gorinchem aan [afnemer 2] en
- op 6 november 2010 te Leiden aan [afnemer 3] en
- op 6 november 2010 te Amsterdam aan [afnemer 4] (geboren [geboortedatum afnemer 4])
ter beschikking heeft gesteld.

3.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 in Nederland, meerdere geldbedragen ongeveer 17.000 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten het voorhanden hebben en afleveren van vuurwerk dat niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit.

Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.


6 KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:

Feit 1 en 2, telkens:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 1a juncto 6 van de Wet op de economische delicten.

Feit 3:
Witwassen, strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.


7 STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.


8 OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderd tachtig) dagen waarvan 133 (honderd drie en dertig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest en daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderd veertig) uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 (honderd twintig) dagen hechtenis. In deze strafeis is rekening gehouden met het feit dat het voorhanden hebben van het betreffende vuurwerk extreem gevaarzettend is en de integriteit van het financiële en economische verkeer in gevaar wordt gebracht tengevolge van het witwassen van het geld afkomstig uit de handel in illegaal vuurwerk. Voorts heeft de officier van justitie bij haar eis ten voordele van verdachte rekening gehouden met de meewerkende proceshouding van verdachte.

8.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

8.3 Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.

Verdachte heeft welbewust gevaarzettend gehandeld door illegaal vuurwerk in omloop te brengen. Het knalvuurwerk, dat hij ook aan een minderjarige heeft verkocht, is professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt. De ervaring leert dat bij het afsteken van dit vuurwerk met regelmaat iets mis gaat en dat de gevolgen dan veelal ernstig zijn. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.

Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank bij de hierna op te leggen straf mee dat hij gedurende een langere periode professioneel in vuurwerk heeft gehandeld. De door hem gehanteerde bestellijst en aanzienlijke verkoop getuigen daarvan. De rechtbank houdt ook ten nadele van verdachte rekening met het feit dat hij knalvuurwerk leverde aan een minderjarige en met het hiervoor aangehaalde gevaarsaspect van dergelijk knalvuurwerk.

Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d.16 februari 2011, niet eerder is veroordeeld. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken.

De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gepaard gaande met een voorwaardelijke strafgedeelte en een taakstraf passend is.


9 BESLAG

9.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft voor de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen gevorderd dat met uitzondering van het onder 5 genoemde geld alle in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken. Het onder nummer 5 op de beslaglijst genoemde geld dient verbeurd verklaard te worden.

9.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte geen toestemming heeft gegeven voor het in beslag nemen van zijn laptops en mobiele telefoons. Deze voorwerpen genoemd onder de nummers 1 tot en met 4 dienen geretourneerd te worden aan verdachte. Dit geldt ook voor het onder 5 genoemde in beslag genomen geld. Dit betreft spaargeld van verdachte. Verdachte doet afstand van het in beslag genomen vuurwerk.

9.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank beslist op de grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen goederen overeenkomstig de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst.

De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 6 tot en met 17 (te weten het vuurwerk) dienen te worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet is.

Het in beslag genomen geld genoemd op de beslaglijst onder nummer 5 dient verbeurd verklaard te worden, aangezien het geld betreft dat geheel of grotendeels door de bewezen verklaarde feiten is verkregen.

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende voorwerpen genoemd onder de nummers 1tot en met 4, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.


10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c. 36d, 57, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 1a.1.3, 1.2.2, 3.1.1 en 5.3.5. van het Vuurwerkbesluit en artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.


11 BESLISSING

De rechtbank:

Ten aanzien van de tenlastelegging

Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1.primair eerste cumulatief/alternatief, 2. eerste cumulatief/alternatief en 3. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten strafbaar;

Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderd tachtig) dagen waarvan 133 (honderd drie en dertig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 (tweehonderd veertig) uren;

- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderd twintig) dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;

Beslag
- beslist op de grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen goederen overeenkomstig de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst;

- gelast de teruggave van het op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 4 genoemde voorwerpen aan verdachte;

- beveelt de verbeurdverklaring van het in beslag genomen voorwerp genoemd onder nummer 5;

- beveelt dat de in beslag genomen voorwerpen, genoemd op de beslaglijst onder de nummers 6 tot en met 17 worden onttrokken aan het verkeer.


Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mrs. F.H. Schormans en C.M.W. de Waele, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2011.
 
Deze zaak is ook interesant daar hier weer uit blijkt dat ook de verkoop van buizen wel dezegelijk strafbaar wordt geacht.

Promis vonnis - inhoudsindicatie: Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk voor het opzettelijk voorhanden hebben en het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van illegaal vuurwerk, alsmede voor het opzettelijk zonder vergunning oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen. Bewijs voor medeplegen.

Sector strafrecht

parketnummer: 03/994004-08

Vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 14 september 2011

in de strafzaak tegen

[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].

Raadsman is mr. Y. Quint, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2011, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] met parketnummer 03/994005-08.

2 De tenlastelegging
De ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: opzettelijk met (een) ander(en) een grote hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk, te weten mortierbommen, lawinepijlen, knalvuurwerk, pyrotechnische patronen, flowerbeds en fonteinen, voorhanden heeft gehad;

Feit 2: opzettelijk met (een) ander(en) een grote hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk, zoals beschreven onder feit 1, heeft ingevoerd;

Feit 3: opzettelijk met (een) ander(en) zonder vergunning een inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen heeft opgericht en in werking heeft gehad.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat er sprake is van medeplegen samen met medeverdachte [naam medeverdachte]. Hiertoe verwijst hij naar:
- het aantreffen van het vuurwerk;
- de bekennende verklaring van verdachte [naam verdachte];
- de verklaring van verdachte [naam verdachte] waarin hij aangeeft dat het vuurwerk van hem en medeverdachte [naam medeverdachte] samen was;
- de foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte] waarop hij te zien is tussen het aangetroffen vuurwerk;
- de chatberichten van [M.] over medeverdachte [naam medeverdachte], waaruit diens betrokkenheid blijkt;
- het aantreffen van het Italiaanse vuurwerk, dat door verdachte [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] vanuit Italië naar België werd vervoerd, welk vuurwerk ook in Nederland terecht is gekomen.

De verklaring van verdachte [naam verdachte] dat hij medeverdachte [naam medeverdachte] bij de politie ten onrechte heeft beschuldigd om eerder op vrije voeten te komen en dat hij de feiten alleen heeft gepleegd, acht de officier van justitie kennelijk leugenachtig. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar:
- de aangetroffen documenten waarop de naam van medeverdachtes [naam medeverdachte] voorkomt;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het regelen van de sleutel van de opslagplaats;
- de verklaring van verdachte dat medeverdachte [naam medeverdachte] niet is meegegaan naar België om de rekken en buizen op te halen, terwijl medeverdachte [naam medeverdachte] dat zelf heeft toegegeven.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de feiten op zich wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte ontkent echter dat hij de feiten samen met een ander heeft gepleegd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank

De bewijsmiddelen

Het aantreffen van het vuurwerk
Op 29 december 2007 troffen verbalisanten in een afgesloten ruimte van de werkplaats van het bedrijfspand van [naam bedrijf 1], gelegen op perceel [W.straat] te Bingelrade, een grote hoeveelheid verpakt en onverpakt vuurwerk aan, waaronder lawinepijlen, mortierbommen, flowerbeds, Chinese vlinders en Chinese rollen. Voorts stonden in de ruimte onder meer lanceerstellages en lanceerbuizen. Het vuurwerk en de lanceerinrichtingen
werden inbeslaggenomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat Bingelrade is gelegen in de gemeente Onderbanken.

Het onderzoek aan het vuurwerk
Het inbeslaggenomen vuurwerk werd onderzocht. Het bleek te gaan om onder meer:
- 526 mortierbommen die allen herlaadbaar waren; een deel van deze mortierbommen was niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 364 lawinepijlen, waarvan de effectlading niet (uitsluitend) bestond uit zwart buskruit en die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 1.042 stuks knalvuurwerk met lont, waaronder kanonslagen en vlinders, die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 1.300 pyrotechnische patronen die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 19 flowerbeds, waarvan er in ieder geval 10 niet waren voorzien van een gebruiksaanwijzing als bedoel in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit en waarvan er in ieder geval 13 zwaarder waren dan tien kilogram;
- in ieder geval 9 fonteinen die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit.


De verklaring van verdachte
Verdachte, die ten tijde van het aantreffen van het vuurwerk op het perceel [W.straat] te Bingelrade aanwezig was, verklaarde onder meer het volgende:
Het door de politie aangetroffen vuurwerk was van hem en [naam medeverdachte]. Ze hadden het samen geregeld. Verdachte was vanaf oktober 2007 bezig met het verzamelen van het vuurwerk en [naam medeverdachte] had hiermee meegeholpen vanaf november.
In november 2007 zijn verdachte en [naam medeverdachte] met de auto naar Napels geweest. Een deel van het vuurwerk dat daar werd gekocht, werd aangetroffen in Bingelrade. Een ander deel hadden verdachte en [naam medeverdachte] in Nederland afgestoken.
Voorts verklaarde verdachte dat het door de politie aangetroffen vuurwerk eerst in een huis in België had gelegen. Hij, verdachte, was bezig met het verplaatsen van het vuurwerk naar Bingelrade. Het vuurwerk lag in Bingelrade vanaf 27 december 2007.
[naam medeverdachte] had hem geholpen met de lanceerinstallaties. Hij had geholpen met het ophalen en vervoeren van de rekken.
Verdachte wilde het vuurwerk afsteken. Hij had onder meer [naam medeverdachte] gevraagd hierbij te helpen. [naam medeverdachte] had dat toegezegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011 verklaard dat hij niet beschikte over een vergunning voor de opslag van het vuurwerk.

Foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte]
Bij een onderzoek in een computer, inbeslaggenomen op het adres [W.straat] te Bingelrade, werd op deze computer een aantal foto’s, vermoedelijk gemaakt op 27 december 2007, aangetroffen met de afbeelding van medeverdachte [naam medeverdachte] in de ruimte waar de politie het vuurwerk had aangetroffen. Op deze foto’s heeft [naam medeverdachte] vuurwerk in zijn hand(en).

De verklaring van [M.]
[M.] verklaarde bij de politie dat [naam medeverdachte] met hem had gesproken over het neerleggen van het vuurwerk. Op 27 december 2007 kwamen verdachte en [naam medeverdachte] bij [M.] thuis. Vervolgens gaf [M.] het sleuteltje van het hok aan verdachte. [naam medeverdachte] was daarbij aanwezig.

De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte]
Medeverdachte [naam medeverdachte] verklaarde bij de politie dat hij wist van het vuurwerk in het hokje achter in de garage bij [M.]. Hij meende dat het er stond sinds 27 december 2007. Hij wist dat het vuurwerk tevoren door verdachte werd bewaard in België.
Op 28 december 2007 huurde medeverdachte [naam medeverdachte] een aanhanger. Vervolgens reed verdachte [naam verdachte] met die aanhanger naar [naam bedrijf 2] in Olen (België). [naam medeverdachte] haalde [M.] op en reed toen eveneens naar Olen. Bij [naam bedrijf 2] kocht verdachte gebruikte buizen en rekken. [naam medeverdachte] meent dat verdachte enkele nieuwe rekken mocht lenen. [naam medeverdachte] heeft een karretje met buizen en rekken naar de aanhangwagen gereden. Vervolgens werden deze door verdachte en anderen in de aanhangwagen geladen. Het was de bedoeling om met de buizen en rekken mortierbommen af te vuren. Een dag later, op 29 december 2007, zag [naam medeverdachte] de buizen en rekken liggen in het hok in de garage van [M.].
Gevraagd naar de trip naar Italië in november 2007 verklaarde [naam medeverdachte] dat hij met verdachte naar Napels is gegaan en dat beiden daar vuurwerk hebben gekocht. Met dat vuurwerk zijn ze naar België gereden. Een deel van het vuurwerk uit Italië lag daarna bij [M.].

De bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs

De verklaring van verdachte over de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte van 15 januari 2008, waarin hij medeverdachte [naam medeverdachte] belastte door onder meer aan te voeren dat het vuurwerk mede van [naam medeverdachte] was, betrouwbaar is. Deze verklaring wordt immers ondersteund door:
- bovengenoemde foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte] waarop hij in de opslagruimte te Bingelrade poseert met vuurwerk;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het regelen van de opslagruimte;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het in België halen van de buizen en rekken;
- de reis van [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] naar Italië, alwaar vuurwerk werd gekocht dat later (deels) werd aangetroffen in Bingelrade.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011, acht de rechtbank juist niet geloofwaardig, voor zover verdachte toen heeft verklaard dat hij medeverdachte [naam medeverdachte] bij de politie ten onrechte heeft beschuldigd. In de eerste plaats omdat de reden die verdachte heeft gegeven voor het beweerdelijk ten onrechte beschuldigen van verdachte [naam medeverdachte] zou zijn dat hij dan eerder in vrijheid zou worden gesteld. Die redenering kan de rechtbank niet volgen. In de tweede plaats omdat verdachte in zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring zelfs heeft ontkend dat medeverdachte [naam medeverdachte] betrokken was bij handelingen die [naam medeverdachte] zelf heeft toegegeven. Zo verklaarde verdachte dat [naam medeverdachte] geen betrokkenheid had bij het ophalen van de rekken en buizen in België, terwijl [naam medeverdachte] zelf heeft verklaard dat hij verdachte daarbij heeft geholpen.

Ten aanzien van feit 1
Op grond van alle bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] het vuurwerk tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.
Uit de verklaring van verdachte [naam verdachte], zoals afgelegd bij de politie, welke verklaring de rechtbank betrouwbaar acht, blijkt dat medeverdachte [naam medeverdachte] samen met verdachte [naam verdachte] eigenaar was van het aangetroffen vuurwerk. Reeds daarmee is de bewustheid van medeverdachte [naam medeverdachte] ten aanzien van het vuurwerk, evenals diens beschikkingsmacht en zeggenschap daarover, gegeven.
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1.

Ten aanzien van feit 2
Nu medeverdachte [naam medeverdachte]
- samen met verdachte mede-eigenaar was van het vuurwerk,
- wist dat het vuurwerk aanvankelijk in België opgeslagen lag,
- wist dat het in Bingelrade zou worden opgeslagen en wist dat het daar uiteindelijk lag opgeslagen,
- de opslagruimte in Bingelrade (mede) heeft geregeld,
- heeft geholpen om aanverwante goederen, zoals lanceerbuizen, naar Nederland te brengen,
- samen met verdachte vuurwerk heeft gekocht in Italië, waarvan in ieder geval een deel via België naar Bingelrade is vervoerd,
en nu verdachte [naam verdachte] het vuurwerk daadwerkelijk van België naar Bingelrade heeft gebracht – en het een feit van algemene bekendheid is dat Bingelrade in Nederland ligt – is de rechtbank van oordeel dat juridisch gezien verdachte het vuurwerk tezamen en in vereniging met de medeverdachte [naam medeverdachte] binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ondanks het feit dat er geen bewijs voorhanden is dat [naam medeverdachte] zelf, fysiek, enig stuk vuurwerk naar Nederland heeft vervoerd. Gelet op bovengenoemde omstandigheden is er tussen verdachte en [naam medeverdachte] sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking om het vuurwerk opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Voor de bewezenverklaring is niet vereist dat medeverdachte [naam medeverdachte] de uitvoeringshandeling van het binnen Nederland brengen van het vuurwerk heeft verricht. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 2.

Ten aanzien van feit 3
De locatie waar het vuurwerk was opgeslagen, was een garagebedrijf. Een garagebedrijf is een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer. Door verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] werd vanaf 27 december 2007 in het garagebedrijf (ook) een activiteit – anders dan een ‘garage-activiteit’ – ontplooid, te weten de opslag van ontplofbare stoffen (mortierbommen, signaalraketten/lawinepijlen), waartoe een vergunning op grond van de Wet milieubeheer was vereist . Gelet hierop kan er worden gesproken van het opzettelijk een dergelijke inrichting oprichten en in werking hebben. Hiervoor was geen vergunning verleend. Verdachte heeft dit ter terechtzitting erkend. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke vergunning voor vuurwerk van deze aard (gelet op de gevarenklassen) en omvang op een locatie als de onderhavige niet aan particulieren als verdachten wordt verleend. Dat het starten van een nieuwe activiteit in een bestaande inrichting juridisch heeft te gelden als het oprichten van een inrichting in de zin van artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, is vaste jurisprudentie zoals onder meer blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 15 juli 2009, LJN BJ2597.
De rechtbank zal feit 3 dan ook bewezen verklaren.
3.4 De bewezenverklaring

Feit 1
in de periode van 26 december 2007 tot en met 29 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, consumentenvuurwerk waaronder
526 mortierbommen,
364 lawinepijlen
1042 stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300 pyrotechnische patronen
19 flowerbeds
9 fonteinen
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en deels niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10 flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en waren daarvan 13 flowerbeds zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;

Feit 2
in de periode van 1 december 2007 tot en met 29 december 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, consumentenvuurwerk, waaronder
526 mortierbommen,
364 lawinepijlen
1042 stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300 pyrotechnische patronen
19 flowerbeds
9 fonteinen
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en deels niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10 flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en waren 13 flowerbeds zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;

Feit 3
in de periode van 1 december 2007 tot en met 27 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een op perceel [W.straat] gelegen inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 3 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft opgericht en in werking gehad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen,

gepleegd als voortgezette handeling van feit 2.

Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen.

Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 8.1 Wet milieubeheer.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
In beginsel acht de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren op zijn plaats. Hiertoe wijst hij op de ernst van de feiten, de enorme gevaarzetting die heeft plaatsgevonden en het feit dat verdachte ervan verdacht wordt in de tussentijd opnieuw omvangrijke vuurwerkovertredingen te hebben begaan. Dit zijn redenen om niet te volstaan met een voorwaardelijke straf of een taakstraf. Daarnaast stelt de officier van justitie, dat het evident is dat hier sprake is van een forse handel in vuurwerk. Dit dient strafverhogend te werken.
Nu het volgen van de vuurwerkrichtlijn zou neerkomen op een gevangenisstraf van tien jaren, is een gevangenisstraf van drie jaren als uitgangspunt in deze zaak buitengewoon redelijk.
Gelet echter op de overschrijding van de redelijke termijn, vordert de officier van justitie een gevangenisstraf van twee jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie ten onrechte de handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid meeneemt in zijn strafeis, nu de handel niet te bewijzen is. De eis van twee jaar gevangenisstraf acht zij buitenproportioneel. In vergelijkbare zaken wordt aan verdachten zonder recidive een werkstraf opgelegd met eventueel een voorwaardelijke straf. De verdediging acht in deze zaak een geheel voorwaardelijke straf op zijn plaats.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.

Verdachte heeft samen met een ander een enorme hoeveelheid (illegaal) vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland gebracht en vervolgens opgeslagen in een garagebedrijf in Bingelrade. Er werd een hoeveelheid van 1.189 kilogram aangetroffen, waaronder artikelen van gevarensubklasse 1.1, oftewel stoffen of artikelen die massa-explosief zijn. Dat wil zeggen dat bij initiatie van deze categorie vuurwerk alle artikelen (nagenoeg) gelijktijdig zullen exploderen, waarbij de hoofdeffecten zijn: een luchtschok, rondvliegende brokstukken van de opslagplaats en fragmenten van de artikelen en de eventuele verpakking, hittestraling van de vuurbal en een grondschok. Het gevaar dat de opslag van dit vuurwerk opleverde werd beschreven door ir. [F.]. In zijn rapport van 19 mei 2008 relateert hij dat bij een ontploffing de schade aan de woning [W.straat]en aan de opslaghal honderd procent zou zijn met een zekerheid van dodelijke slachtoffers in de nabije omgeving. Het gegeven dat verdachte en zijn mededader dergelijk zwaar vuurwerk hebben opgeslagen in een garagebedrijf waar mensen werkzaam zijn en in de nabije omgeving van woonhuizen, rekent de rechtbank hen dan ook zeer zwaar aan. De rechtbank overweegt voorts nog dat verdachte ter zitting niet overtuigend blijk heeft gegeven van het feit dat hij zich bewust is van de grote risico’s die met de opslag van het vuurwerk in Bingelrade gepaard gingen.
Gelet op dit alles kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een gevangenisstraf.
Voor de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.

De officier van justitie heeft bij zijn strafeis betrokken dat verdachte wederom verdacht wordt van nieuwe strafbare feiten met betrekking tot vuurwerk. Voorts heeft hij de vermeende handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt.
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. De rechtbank dient te oordelen op basis van de door haar bewezen verklaarde feiten. Het bij de straf betrekken van andere feiten, waarvan verdachte slechts wordt verdacht en waarvan de rechtbank niets anders weet dan hetgeen de officier van justitie daarover ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, druist in tegen ons rechtssysteem.

Het aanmerken van de vermeende handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid acht de rechtbank om dezelfde reden niet juist, met name omdat de officier van justitie ter terechtzitting expliciet heeft aangegeven, dat de handel in vuurwerk niet kan worden bewezen verklaard.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk op zijn plaats is. Het voorwaardelijk deel acht de rechtbank noodzakelijk als stok achter de deur, opdat verdachte in de toekomst niet opnieuw in de fout gaat.

Vervolgens heeft de rechtbank gekeken naar het tijdstip waarop de onderhavige feiten zijn begaan en wat daarna is gebeurd. In de onderhavige zaak werd verdachte op 29 december 2007 in verzekering gesteld. Deze datum is dan ook aan te merken als het tijdstip waarop de redelijke termijn een aanvang heeft genomen. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is bepaalde bijzondere omstandigheden. Nu er eerst heden, 14 september 2011, vonnis wordt gewezen, en de rechtbank niet is gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden, stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is overschreden met ruim één jaar en acht maanden. Om die reden zal de rechtbank de op te leggen straf matigen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.

6 Het beslag
De rechtbank zal de hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze voorwerpen, tezamen met het inbeslaggenomen vuurwerk, te worden aangemerkt als een gezamenlijkheid van voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan en die van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het gaat om de volgende voorwerpen:

1. 14 buizen (6inch/900mm);
2. 15 buizen (5inch/800mm);
3. 20 buizen (4inch/550mm);
4. 16 buizen (3inch/450mm);
5. 2 buizen (5inch/800mm);
6. 1 buis (4inch/550mm);
7. 26 buizen (3inch/450mm);
8. 2 frames (met 5 stalen kokers);
9. 4 rekken (voor 6inch kokers);
10. 3 rekken (voor 5 inch kokers);
11. 4 rekken (voor 4 inch kokers);
12. 6 rekken (voor 3 inch kokers);
13. 16 frames.

7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op:
- de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 56, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten (oud);
- artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (oud);
- artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (oud);
- de artikelen 1.2.2 (lid 4, onder 1) en 2.1.3 (lid 1 onder e juncto lid 4) van het Vuurwerkbesluit (oud) en
- de artikelen 6, vijfde lid, 8 en 9, eerste lid onder j, bijlage III, van de Regeling nadere eisen vuurwerk 2004 (oud),
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8 De beslissing
De rechtbank:

Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;

Straffen
- veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken:
1. 14 buizen (6inch/900mm);
2. 15 buizen (5inch/800mm);
3. 20 buizen (4inch/550mm);
4. 16 buizen (3inch/450mm);
5. 2 buizen (5inch/800mm);
6. 1 buis (4inch/550mm);
7. 26 buizen (3inch/450mm);
8. 2 frames (met 5 stalen kokers);
9. 4 rekken (voor 6inch kokers);
10. 3 rekken (voor 5 inch kokers);
11. 4 rekken (voor 4 inch kokers);
12. 6 rekken (voor 3 inch kokers);
13. 16 frames.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2011.

Buiten staat
Mr. A.J. Hazen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat


Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2007 tot en met 29 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, consumentenvuurwerk waaronder
526, althans een aantal mortierbommen,
364, althans een aantal lawinepijlen
1087, althans een aantal stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300, althans een aantal pyrotechnische patronen
19, althans een aantal flowerbeds
9, althans een aantal fonteinen
voorhanden heeft/hebben gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en/of (grotendeels) niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en/of waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10, althans een aantal flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en/of waren daarvan 13 flowerbeds (althans een aantal) zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;


Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 29 december 2007, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, consumentenvuurwerk, waaronder
526, althans een aantal mortierbommen,
364, althans een aantal lawinepijlen
1087, althans een aantal stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300, althans een aantal pyrotechnische patronen
19, althans een aantal flowerbeds
9, althans een aantal fonteinen
binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en/of (grotendeels) niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en/of waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10, althans een aantal flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en/of waren 13 flowerbeds (althans een aantal) zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;


Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 27 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [W.straat] gelegen inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 3 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft/hebben opgericht en/of in werking gehad.
 
Back
Bovenaan