Ondanks een dringend advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, gesteund door burgemeesters, politie en artsen, wil het kabinet niet aan een vuurwerkverbod. In deze Togacolumn neemt psycholoog Denise de Ridder de argumenten door.
Vicepremier De Jonge lichtte het kabinetsbesluit vorige week toe: met een verbod zouden “de goeden”, de mensen die op een “rustige manier” met vuurwerk omgaan, lijden onder “de kwaden” – die dat kennelijk op een onrustige manier doen.
Een opmerkelijk argument: ook als je op een rustige manier vuurwerk afsteekt, kun je nog steeds een oog of een hand kwijtraken. De Jonge voegde eraan toe dat vuurwerk afsteken “een gewaardeerde traditie” is in ons land, daarmee de wens van de ruime meerderheid van de bevolking die zich negatief uitlaat over vuurwerk negerend. Hij zei verder nog te verwachten dat de kranten “er bol van zouden staan” als het kabinet daadwerkelijk het advies van de Onderzoeksraad had opgevolgd. Dat is een terechte zorg. Het afsteken van vuurwerk is een kwestie waar een kleine maar significante minderheid zich bijzonder druk om maakt en die, net als bijvoorbeeld zwarte pieten en het niet bijvoeren van runderen in natuurgebieden, de emoties hoog doet oplopen.
De Jonges zorgen voor commotie bij een vuurwerkverbod zijn zo bezien terecht. Het is ook geen sinecure hoe de regering rationele argumenten voor een vuurwerkverbod – denk aan slachtoffers die een hand of oog moet missen (in de meeste gevallen omstanders), geweld tegen hulpdiensten tijdens de jaarwisseling of milieuschade – moet afwegen tegen het recht op vrije keuze van burgers om een paar dagen per jaar eens lekker te knallen.
In zijn afweging probeert De Jonge het belang van “de goede” en “de kwade” vuurwerkfans tegen elkaar af te zetten zonder het belang van degenen die daar moeite mee hebben mee te wegen. Het gevolg is dat het belang van de vuurwerkaanhangers prevaleert. Dat is een onbevredigende oplossing. De vraag kan dan ook beter anders worden gesteld. Het is te simpel om vrije keuze voor de burger tegen betutteling door de overheid af te zetten zonder je af te vragen op welke manier iedereen een feestelijk einde van het jaar kan meemaken. De regering zou zich dan ook beter verdiepen in de vraag hoe vuurwerk kan worden afgestoken op een manier die niet gevaarlijk of storend is en waarbij ieders belang is gediend, zowel dat van de voorstanders van een verbod die zonder risico of overlast van de jaarwisseling willen genieten als van de tegenstanders die hun voorraad vuurpijlen de lucht in willen schieten.
Die vraag is niet zo moeilijk te beantwoorden als op het eerste gezicht lijkt. Wat te denken van een vuurwerkshow? In landen zoals België zijn vuurwerkshows een gewaardeerde traditie waarbij geen slachtoffers vallen. Die shows vergroten de feestvreugde omdat er flink kan worden uitgepakt met spectaculair vuurwerk. Ook in de behoefte van mensen die eraan hechten om zelf vuurwerk af te steken kan worden voorzien. De Jongerenorganisatie Vrijheid en Democratie kwam in 2014 met het ingenieuze voorstel om die shows niet professioneel te organiseren maar fervente vuurwerkaanhangers de hoofdrol te geven zodat ze hun hobby op een veilige en niet storende manier kunnen uitoefenen. Zo voelen ze zich niet ingeperkt maar juist uitgedaagd.
Denise de Ridder is hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht en doet onderzoek in het SelfRegulationLab. De gedragscolumn verschijnt wekelijks en wordt geschreven door sociale wetenschappers.
Bron
Vicepremier De Jonge lichtte het kabinetsbesluit vorige week toe: met een verbod zouden “de goeden”, de mensen die op een “rustige manier” met vuurwerk omgaan, lijden onder “de kwaden” – die dat kennelijk op een onrustige manier doen.
Een opmerkelijk argument: ook als je op een rustige manier vuurwerk afsteekt, kun je nog steeds een oog of een hand kwijtraken. De Jonge voegde eraan toe dat vuurwerk afsteken “een gewaardeerde traditie” is in ons land, daarmee de wens van de ruime meerderheid van de bevolking die zich negatief uitlaat over vuurwerk negerend. Hij zei verder nog te verwachten dat de kranten “er bol van zouden staan” als het kabinet daadwerkelijk het advies van de Onderzoeksraad had opgevolgd. Dat is een terechte zorg. Het afsteken van vuurwerk is een kwestie waar een kleine maar significante minderheid zich bijzonder druk om maakt en die, net als bijvoorbeeld zwarte pieten en het niet bijvoeren van runderen in natuurgebieden, de emoties hoog doet oplopen.
De Jonges zorgen voor commotie bij een vuurwerkverbod zijn zo bezien terecht. Het is ook geen sinecure hoe de regering rationele argumenten voor een vuurwerkverbod – denk aan slachtoffers die een hand of oog moet missen (in de meeste gevallen omstanders), geweld tegen hulpdiensten tijdens de jaarwisseling of milieuschade – moet afwegen tegen het recht op vrije keuze van burgers om een paar dagen per jaar eens lekker te knallen.
In zijn afweging probeert De Jonge het belang van “de goede” en “de kwade” vuurwerkfans tegen elkaar af te zetten zonder het belang van degenen die daar moeite mee hebben mee te wegen. Het gevolg is dat het belang van de vuurwerkaanhangers prevaleert. Dat is een onbevredigende oplossing. De vraag kan dan ook beter anders worden gesteld. Het is te simpel om vrije keuze voor de burger tegen betutteling door de overheid af te zetten zonder je af te vragen op welke manier iedereen een feestelijk einde van het jaar kan meemaken. De regering zou zich dan ook beter verdiepen in de vraag hoe vuurwerk kan worden afgestoken op een manier die niet gevaarlijk of storend is en waarbij ieders belang is gediend, zowel dat van de voorstanders van een verbod die zonder risico of overlast van de jaarwisseling willen genieten als van de tegenstanders die hun voorraad vuurpijlen de lucht in willen schieten.
Die vraag is niet zo moeilijk te beantwoorden als op het eerste gezicht lijkt. Wat te denken van een vuurwerkshow? In landen zoals België zijn vuurwerkshows een gewaardeerde traditie waarbij geen slachtoffers vallen. Die shows vergroten de feestvreugde omdat er flink kan worden uitgepakt met spectaculair vuurwerk. Ook in de behoefte van mensen die eraan hechten om zelf vuurwerk af te steken kan worden voorzien. De Jongerenorganisatie Vrijheid en Democratie kwam in 2014 met het ingenieuze voorstel om die shows niet professioneel te organiseren maar fervente vuurwerkaanhangers de hoofdrol te geven zodat ze hun hobby op een veilige en niet storende manier kunnen uitoefenen. Zo voelen ze zich niet ingeperkt maar juist uitgedaagd.
Denise de Ridder is hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht en doet onderzoek in het SelfRegulationLab. De gedragscolumn verschijnt wekelijks en wordt geschreven door sociale wetenschappers.
Bron