Als vuurwerk je doodsbang maakt
Het is bijna 2017. Bijna tijd voor oliebollen, sterretjes, vuurwerk. Maar wat als je doodsbang bent voor die knallen? Deze mensen zien al weken op tegen oud en nieuw. “Vorig jaar stond ik om klokslag 00:00 uur in paniek onder de douche.”
‘Wat als iemand rotjes naar mij gooit?’
Anna Kruithof (23) uit Heemstede is blind. Iedere knal komt dus hard
binnen bij haar. “Ik ga niet graag in mijn eentje de straat op.”
Alleen
licht en donker. Meer kan Anna Kruithof niet zien. Sinds haar 9e is ze
blind, door een aangeboren afwijking. Ze weet dus wel hoe vuurwerk
eruitziet, maar het grootste deel van haar leven hoort ze vooral de
knallen tijdens oud en nieuw. “De jaarwisseling is voor veel blinden een
lastig moment”, vertelt ze. “Ik zie niets, weet niet waar de rotjes
vandaan komen en wanneer ze af worden gestoken. Het is voor mij spannend
om de straat op te gaan met mijn blindengeleidehond. We zijn allebei
gevoelig voor knallen. Op zulke dagen vind ik het best confronterend dat
ik een handicap heb.”
Als er volop geknald wordt in haar buurt, gaat Anna liever niet in haar
eentje naar buiten. Hond mee, stok mee, maar ook iemand die wél kan
zien. “Dan voel ik me veiliger.” Zelf vuurwerk afsteken doet Anna al
helemaal niet. “Ik lees braille. Dus als ik mijn vingers kwijtraak, ben
ik ook meteen mijn ogen kwijt.”
Vaak houden vuurwerkafstekers rekening met Anna. Dan roepen kinderen
naar elkaar: ‘Even niets afsteken, zij heeft een hond’. “Dat is fijn. De
meesten in mijn wijk kennen mij ook. Al denk ik soms wel: wat nou als
er wél mensen die zijn rotjes naar mij gooien?”
Maar, het moet gezegd: Anna vindt vuurwerk ook ‘heel mooi’. Lachend:
“Ja, ook als je blind bent, kun je daarvan genieten. Ik zie geen
kleuren, maar wél de felle lichtflitsen.” En mensen die zeggen: ‘Ooooh,
kijk daar, en daar!’, dat doet haar niet zo veel. “Ik word er niet
verdrietig van dat ik het niet kan zien, ga niet zitten balen op zo’n
fijn feest als nieuwjaarsnacht. Daar ben ik te nuchter voor.”
‘Ik ben bang dat ik gek word van angst’
John Pronk (44) uit Wezep was jarenlang chauffeur in het leger. Na drie
uitzendingen kreeg hij het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS).
Hoort
John Pronk een knal, dan is hij weer terug in 1992. Terug in de oorlog,
in Bosnië, waar de kogels hem letterlijk om de oren vlogen. In zijn
hoofd komen dan de beelden voorbij van wat hij toen zag. Een gewond
kind. Een huis dat hermetisch werd afgesloten en werd beschoten, tot het
in brand vloog. Met een heel gezin erin.
“Oud en nieuw is geen feest voor mij”, zegt John. “Ieder jaar zie ik er
weer als een berg tegenop. Ik kom de deur niet meer uit, ik ben bang
dat ik gek word van angst. Het liefst kruip ik thuis onder de tafel.”
Drie keer ging John op uitzending als chauffeur bij defensie. Hij
vervoerde gewonden, wapens, munitie en levensmiddelen. Twee keer was hij
in Bosnië, een keer in Rwanda, toen net de etnische zuiveringen waren
geweest.
“In Bosnië heb ik de meeste kogels gezien. We zaten vaak midden in de
frontlinie, 24 uur per dag werd er om ons heen geschoten. Kun je het je
voorstellen?” Continu verkeerden John en zijn kameraden in een opperste
staat van paraatheid. “Maar het gekke is: als je dáár bent, accepteer je
de situatie zoals-ie is. Oké, er wordt geschoten. Oké, het is
gevaarlijk. Maar we gaan door met ons werk, want daarom zijn we hier.”
Pas in Nederland kwam de klap. In 2003, dus jaren later, stortte John
volledig in. PTSS was de diagnose: een stresssyndroom waar veel
veteranen mee te maken krijgen na een schokkende, traumatische
gebeurtenis. Sindsdien is John doodsbang voor knallen. “Zodra ik een
rotje hoor, hang ik bijna tegen het plafond aan van schrik. Ik word
schuw, achterdochtig, duik in elkaar. En ja, ik weet dat het gewoon
vuurwerk is, maar ik ben ieder jaar weer terug in de oorlog, terwijl ik
die ellende wil vergeten.”
De voorgaande jaarwisselingen bracht John thuis door, met zijn vrouw,
de muziek aan, gordijnen dicht. Dit jaar doet hij het anders: hij
organiseert een inloophuis voor mede-veteranen. “We hebben geen buren,
vlak bij een bos. Dus hier valt het mee met het lawaai.” Bovendien is
het volgens John heel fijn om met lotgenoten te zijn. “Als je wilt
janken, dan weet je dat dat bij deze mensen kan. Je geeft elkaar een
schouderklopje, zo van: kom maar, hier ben je veilig.”
Maar het liefst zou John ‘per direct’ een vuurwerkverbod hebben. “Mijn
angst voor die knallen wordt niet minder. Het is er ieder jaar weer en
het zit heel diep. Zelfs de champagnekurk moet voorzichtig worden
opengemaakt.”
‘Hij ligt te trillen als een rietje’
Met nieuwjaarsnacht ligt Jarno (10) het liefst onder zes dekens, met
een koptelefoon op en de muziek op standje luid. Door zijn autisme raakt
hij compleet in paniek van knallen en flitsen.
Marjolein
(40) zegt het ieder jaar weer. Het is gewoon vuurwerk. Je hoeft niet
bang te zijn. Het gaat vanzelf weer over. Maar ieder jaar begint haar
zoon Jarno te zweten en te trillen zodra buiten de eerste rotjes
klinken. “Ik zie de angst in zijn ogen. Het is pijnlijk om mijn kind zo
te zien. Het enige dat ik kan doen is hem geruststellen, bij hem zijn.”
Autistische kinderen schrikken vaak van vuurwerk, omdat de knallen
onverwachts komen. Ook voor Jarno is de onvoorspelbaarheid het engst.
Zodra hij rond november de eerste rotjes hoort, vraagt hij aan zijn
moeder: ‘Was dat vuurwerk? Mag het al? Komt het nog terug?’ “Maar ik kan
er ook niet zo goed antwoord op geven”, zegt Marjolein. “Je weet niet
wanneer mensen vuurwerk afsteken.”
Op Oudejaarsdag gaat Marjolein met haar kinderen altijd naar de
Efteling. Er mag op het park geen vuurwerk worden afgestoken, en de
attracties bieden Jarno een beetje afleiding. “Anders zit-ie al vanaf de
ochtend in panische angst.”
Een paar jaar geleden vierde Marjolein nog nieuwjaar bij vrienden
thuis. “Maar dat werkte echt niet. Jarno trok het niet meer, hij wist
niet waar hij het zoeken moest. We zijn met piepende banden naar huis
gereden.” Nu blijft Marjolein thuis met haar kinderen. Ramen en deuren
dicht, gordijnen gesloten en geen visite. “Ik mag van Jarno ook niet
naar buiten; hij is als de dood dat het vuurwerk binnenkomt.”
En iedere nieuwjaarsnacht zet Marjolein haar zoon onder de douche. Het
gekletter van het water op de grond doet de knallen even vergeten.
Bovendien zitten er geen ramen in de douche – geen flitsen te zien, dus.
“Mensen zeggen soms tegen ons: ‘Waarom leggen jullie Jarno niet gewoon
uit wat vuurwerk is?’ Maar we hebben álles al geprobeerd. Ik heb hem
vuurwerk laten zien, mijn ex-man en ik hebben met een beloningssysteem
gewerkt. ‘Als je dapper bent, krijg je een beloning’. Maar als je écht
bang bent, zoals Jarno, dan werken dat soort dingen niet. Dan hoop je
alleen maar dat die knallen heel snel zijn afgelopen.”
En dat is ook wat Marjolein dit jaar gaat doen. Desnoods kruipt ze
samen met Jarno onder zijn zes dekens. En vertelt ze hem nog duizend
keer hetzelfde mantra: dat hij niet bang hoeft te zijn, dat het maar
vuurwerk is. En dat het weer over gaat.
http://www.dichtbij.nl/t-gooi/regionaal-nieuws/artikel/4277689/als-vuurwerk-je-doodsbang-maakt.aspx
Het is bijna 2017. Bijna tijd voor oliebollen, sterretjes, vuurwerk. Maar wat als je doodsbang bent voor die knallen? Deze mensen zien al weken op tegen oud en nieuw. “Vorig jaar stond ik om klokslag 00:00 uur in paniek onder de douche.”
‘Wat als iemand rotjes naar mij gooit?’
Anna Kruithof (23) uit Heemstede is blind. Iedere knal komt dus hard
binnen bij haar. “Ik ga niet graag in mijn eentje de straat op.”
Alleen
licht en donker. Meer kan Anna Kruithof niet zien. Sinds haar 9e is ze
blind, door een aangeboren afwijking. Ze weet dus wel hoe vuurwerk
eruitziet, maar het grootste deel van haar leven hoort ze vooral de
knallen tijdens oud en nieuw. “De jaarwisseling is voor veel blinden een
lastig moment”, vertelt ze. “Ik zie niets, weet niet waar de rotjes
vandaan komen en wanneer ze af worden gestoken. Het is voor mij spannend
om de straat op te gaan met mijn blindengeleidehond. We zijn allebei
gevoelig voor knallen. Op zulke dagen vind ik het best confronterend dat
ik een handicap heb.”
Als er volop geknald wordt in haar buurt, gaat Anna liever niet in haar
eentje naar buiten. Hond mee, stok mee, maar ook iemand die wél kan
zien. “Dan voel ik me veiliger.” Zelf vuurwerk afsteken doet Anna al
helemaal niet. “Ik lees braille. Dus als ik mijn vingers kwijtraak, ben
ik ook meteen mijn ogen kwijt.”
Vaak houden vuurwerkafstekers rekening met Anna. Dan roepen kinderen
naar elkaar: ‘Even niets afsteken, zij heeft een hond’. “Dat is fijn. De
meesten in mijn wijk kennen mij ook. Al denk ik soms wel: wat nou als
er wél mensen die zijn rotjes naar mij gooien?”
Maar, het moet gezegd: Anna vindt vuurwerk ook ‘heel mooi’. Lachend:
“Ja, ook als je blind bent, kun je daarvan genieten. Ik zie geen
kleuren, maar wél de felle lichtflitsen.” En mensen die zeggen: ‘Ooooh,
kijk daar, en daar!’, dat doet haar niet zo veel. “Ik word er niet
verdrietig van dat ik het niet kan zien, ga niet zitten balen op zo’n
fijn feest als nieuwjaarsnacht. Daar ben ik te nuchter voor.”
‘Ik ben bang dat ik gek word van angst’
John Pronk (44) uit Wezep was jarenlang chauffeur in het leger. Na drie
uitzendingen kreeg hij het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS).
Hoort
John Pronk een knal, dan is hij weer terug in 1992. Terug in de oorlog,
in Bosnië, waar de kogels hem letterlijk om de oren vlogen. In zijn
hoofd komen dan de beelden voorbij van wat hij toen zag. Een gewond
kind. Een huis dat hermetisch werd afgesloten en werd beschoten, tot het
in brand vloog. Met een heel gezin erin.
“Oud en nieuw is geen feest voor mij”, zegt John. “Ieder jaar zie ik er
weer als een berg tegenop. Ik kom de deur niet meer uit, ik ben bang
dat ik gek word van angst. Het liefst kruip ik thuis onder de tafel.”
Drie keer ging John op uitzending als chauffeur bij defensie. Hij
vervoerde gewonden, wapens, munitie en levensmiddelen. Twee keer was hij
in Bosnië, een keer in Rwanda, toen net de etnische zuiveringen waren
geweest.
“In Bosnië heb ik de meeste kogels gezien. We zaten vaak midden in de
frontlinie, 24 uur per dag werd er om ons heen geschoten. Kun je het je
voorstellen?” Continu verkeerden John en zijn kameraden in een opperste
staat van paraatheid. “Maar het gekke is: als je dáár bent, accepteer je
de situatie zoals-ie is. Oké, er wordt geschoten. Oké, het is
gevaarlijk. Maar we gaan door met ons werk, want daarom zijn we hier.”
Pas in Nederland kwam de klap. In 2003, dus jaren later, stortte John
volledig in. PTSS was de diagnose: een stresssyndroom waar veel
veteranen mee te maken krijgen na een schokkende, traumatische
gebeurtenis. Sindsdien is John doodsbang voor knallen. “Zodra ik een
rotje hoor, hang ik bijna tegen het plafond aan van schrik. Ik word
schuw, achterdochtig, duik in elkaar. En ja, ik weet dat het gewoon
vuurwerk is, maar ik ben ieder jaar weer terug in de oorlog, terwijl ik
die ellende wil vergeten.”
De voorgaande jaarwisselingen bracht John thuis door, met zijn vrouw,
de muziek aan, gordijnen dicht. Dit jaar doet hij het anders: hij
organiseert een inloophuis voor mede-veteranen. “We hebben geen buren,
vlak bij een bos. Dus hier valt het mee met het lawaai.” Bovendien is
het volgens John heel fijn om met lotgenoten te zijn. “Als je wilt
janken, dan weet je dat dat bij deze mensen kan. Je geeft elkaar een
schouderklopje, zo van: kom maar, hier ben je veilig.”
Maar het liefst zou John ‘per direct’ een vuurwerkverbod hebben. “Mijn
angst voor die knallen wordt niet minder. Het is er ieder jaar weer en
het zit heel diep. Zelfs de champagnekurk moet voorzichtig worden
opengemaakt.”
‘Hij ligt te trillen als een rietje’
Met nieuwjaarsnacht ligt Jarno (10) het liefst onder zes dekens, met
een koptelefoon op en de muziek op standje luid. Door zijn autisme raakt
hij compleet in paniek van knallen en flitsen.
Marjolein
(40) zegt het ieder jaar weer. Het is gewoon vuurwerk. Je hoeft niet
bang te zijn. Het gaat vanzelf weer over. Maar ieder jaar begint haar
zoon Jarno te zweten en te trillen zodra buiten de eerste rotjes
klinken. “Ik zie de angst in zijn ogen. Het is pijnlijk om mijn kind zo
te zien. Het enige dat ik kan doen is hem geruststellen, bij hem zijn.”
Autistische kinderen schrikken vaak van vuurwerk, omdat de knallen
onverwachts komen. Ook voor Jarno is de onvoorspelbaarheid het engst.
Zodra hij rond november de eerste rotjes hoort, vraagt hij aan zijn
moeder: ‘Was dat vuurwerk? Mag het al? Komt het nog terug?’ “Maar ik kan
er ook niet zo goed antwoord op geven”, zegt Marjolein. “Je weet niet
wanneer mensen vuurwerk afsteken.”
Op Oudejaarsdag gaat Marjolein met haar kinderen altijd naar de
Efteling. Er mag op het park geen vuurwerk worden afgestoken, en de
attracties bieden Jarno een beetje afleiding. “Anders zit-ie al vanaf de
ochtend in panische angst.”
Een paar jaar geleden vierde Marjolein nog nieuwjaar bij vrienden
thuis. “Maar dat werkte echt niet. Jarno trok het niet meer, hij wist
niet waar hij het zoeken moest. We zijn met piepende banden naar huis
gereden.” Nu blijft Marjolein thuis met haar kinderen. Ramen en deuren
dicht, gordijnen gesloten en geen visite. “Ik mag van Jarno ook niet
naar buiten; hij is als de dood dat het vuurwerk binnenkomt.”
En iedere nieuwjaarsnacht zet Marjolein haar zoon onder de douche. Het
gekletter van het water op de grond doet de knallen even vergeten.
Bovendien zitten er geen ramen in de douche – geen flitsen te zien, dus.
“Mensen zeggen soms tegen ons: ‘Waarom leggen jullie Jarno niet gewoon
uit wat vuurwerk is?’ Maar we hebben álles al geprobeerd. Ik heb hem
vuurwerk laten zien, mijn ex-man en ik hebben met een beloningssysteem
gewerkt. ‘Als je dapper bent, krijg je een beloning’. Maar als je écht
bang bent, zoals Jarno, dan werken dat soort dingen niet. Dan hoop je
alleen maar dat die knallen heel snel zijn afgelopen.”
En dat is ook wat Marjolein dit jaar gaat doen. Desnoods kruipt ze
samen met Jarno onder zijn zes dekens. En vertelt ze hem nog duizend
keer hetzelfde mantra: dat hij niet bang hoeft te zijn, dat het maar
vuurwerk is. En dat het weer over gaat.
http://www.dichtbij.nl/t-gooi/regionaal-nieuws/artikel/4277689/als-vuurwerk-je-doodsbang-maakt.aspx