Op 13 mei 2000 – een stralende dag – ontploft de vuurwerkopslag S.E. Fireworks in Enschede. Twee massa-explosies eisen 23 levens. Bijna 1000 mensen raken gewond, sommigen hebben blijvend letsel. De explosies en daarop volgende vuurstorm verwoesten de wijk. Enschede is wereldnieuws.
„De stad is opnieuw iets aangedaan, dat nooit en nooit voorbij zal gaan”, dicht Willem Wilmink over deze tragische zaterdag, de dag voor Moederdag.
Dit is een reconstructie door de ogen van getuigen en betrokkenen. Zoals agent Jaap Knotter, die op zijn vlucht een kindje laat vallen en kwijtraakt en wordt verteerd door wroeging.
Voor de tragedie: kippenbouten en pijlen
14.45 uur… Wethouder Dick Buursink staat op z’n balkon op tien hoog een zelfgemaakte tafel in elkaar te schroeven. Hij heeft de poten eerst verkeerd, dus het moet opnieuw. Hij ziet bij de Grolsch een zwarte rookwolk. Er zijn in die tijd net veel branden geweest in de stad en daarom is hij alert. Maar de rook neemt af. Buursink klust verder, tot z’n vrouw Ida zegt: ‘Het begint weer.’ Hij ziet vuurpijlen en denkt: ‘Sensatie, daar zullen wel veel mensen op af komen.’
Op datzelfde moment horen meerdere omwonenden van S.E. Fireworks vuurwerk afgaan. Sommigen zien de vuurpijlen in de lucht. Alwin Jabber werkt bij de poelier aan de Roomweg en loopt naar de vriezer achter de zaak om kippenbouten te pakken. „Ik zie ineens twee vuurpijlen, geel-wit van kleur.” Hij weet van de opslagplaats en krijgt een onaangenaam gevoel ervan. Hij belt met zijn vader. „Moet je daar niet weg?’, vraag die. Maar alles lijkt veilig.
Ook autoverkoper Marcel Kammann ziet bij garage Agterbos aan de Roomweg de pijlen. „Alsof iemand die aan het testen is. Na twee of drie minuten gaan er ineens tientallen de lucht in. Maar dat gaat dan ongecontroleerd.” Kammann belt 112. Hij is één van de eersten. De vuurpijlen hebben kleine brandjes in de omgeving veroorzaakt. Meer mensen bellen de alarmcentrale.
De 112-melding - agent Jaap voelt het eerste vuur
14.47 uur… De 23-jarige agent Jaap Knotter heeft zijn dienst er opzitten en wil naar huis. Maar hij hoort gerommel. „Tering, wat een onweer”, zegt hij. Maar hij realiseert zich ook: voor onweer duurt dit te lang. Via de politieradio hoort hij dat er een brandje is bij Grolsch. Met z’n collega Wolter Alberts gaat hij er toch even naar toe. „Het ziet er al zwart van de mensen”.
Knotter wordt al snel aangesproken door een bewoner, wiens huis in brand staat en gaat kijken. Er is brand, maar het valt mee. Hij loopt terug naar de Tollensstraat en ziet meer collega’s arriveren. „Op dat moment ben ik wel wat serieuzer. Ik heb het eerste vuur al gevoeld.”
15:02 uur… Er komen steeds meer meldingen van brandjes bij 112 binnen. Binnen anderhalve minuut zeven. Er worden veel straten genoemd: Rembrandtstraat, Roombeekstraat, Roombeekweg, Roomweg, Tollensstraat...
Vanaf de Roomweg belt Jolanda van Dijk. „Veel te veel vuurwerk ontploft tussen de singel en Roomweg.” Op de achtergrond zijn vuurwerkexplosies te horen. Amper een minuut later belt Jos van Loo: „Achter mij is volgens mij een fabriek aan het ontploffen!”
15:03 uur… De regionale meldkamer doet de eerste alarmering uit naar de brandweer. Omdat er zoveel meldingen zijn, komen meteen twee posten. „Attentie, attentie: brandmelding Roomweg, hoofdpost, sectie Oost. Betreft vuurwerkfabriek. Roombeekweg, sectie Oost en hoofdpost.”
Toeschouwers en auto’s staan in de weg
In de hoofdkazerne hebben brandweermensen al de eerste rook gezien. De ervaren man Bert Konhuurne wenkt: „Kom, laten we maar vast naar de wagens gaan, de melding komt vast zo.” Twee minuten later zijn ze op weg. Door een eerdere inzet wel met een onderbezetting: geen zeven, maar vijf man. De bevelvoerder vraagt om assistentie van Zuid en Lonneker. Zuid vraagt: Gaan we naar een vuurwerkfabriek? Centralist: „Ja dat zou kunnen.”
15:04… De centrale meldkamer in Driebergen krijgt intussen zoveel telefoontjes dat die naar de regiocentrale belt. „Of er al voldoende meldingen zijn?” Antwoord: ‘de brandweer is onderweg’. Er wordt afgesproken dat er geen nieuwe meldingen meer worden doorgegeven.
Als de brandweer aankomt, heeft die grote moeite het terrein te bereiken. Er is veel publiek komen kijken. Brandweerman Johan Bosch is geërgerd: „Ik dacht: eigenlijk zouden we ze van de weg moeten sproeien. Maar ja, dan sta je daarmee straks zo in de krant. Achteraf gedacht had ik het gewoon moeten doen.”
Ook politie-auto’s hebben de Roomweg afgesloten. Brandweermensen moeten trekkend en duwend die auto’s verplaatsen. Er gaan minuten verloren. Het is niet ongebruikelijk dat de politie op die manier burgervoertuigen op afstand houdt. Nu hindert het echter ook de brandweer.
15:08 uur… De brandweerlieden zien dat de werkbunker in brand staat en beginnen met blussen.
Brandweer waant zich veilig
15.10 uur… Earryt Boetes, die officier van dienst van de brandweer Enschede komt ter plaatse. Hij vraagt of er een waarschuwing naar de ambulancepost is gedaan? De centralist: „Dat ga ik nu doen.” Hij belt en meldt het als ‘een grote brand’. Een strategische keus. Dan worden er zonder verdere discussie ambulances vrijgemaakt.
15.15 uur... De twee directeuren van S.E. Fireworks, Rudi Bakker en Willie Pater, komen ook bij het bedrijf. Ze zien brandweermensen op de bunker staan blussen. Bakker lijkt dat ‘geen goed idee’ en zegt later dat hij nog geroepen heeft dat ze er af moeten gaan. Dat gebeurt niet.
Freelance-cameraman en fotograaf Marcel van Nieuwenhoven is intussen ook ter plaatse. Hij gaat het terrein van S.E. Fireworks op en zoekt bij de bedrijfswoning een plek voor een goed shot. Hij is een 112-verslaggever, die altijd de eerste wil zijn en dicht op de actie zit. Niet veel later arriveert de piepjonge RTV Oost-cameraman Danny de Vries ook. Hij blijft buiten de poort en schiet niet veel later daar de beelden van zijn leven. Die gaan de hele wereld over.
Ook verslaggever Guus Ferrée van De Twentsche Courant Tubantia is uitgerukt, gevolgd door krantenfotograaf Reinier van Willigen. Het is ongeveer 15.20 uur. „Je bent te laat”, zeggen omstanders wat lachend tegen hem. De brand lijkt onder controle. Brandweermannen zeggen dat ook tegen elkaar. Ferrée weet niet zo goed hoe hij de situatie moet inschatten. „Een vreemde brand”, vindt hij. Hij praat kort met S.E. Fireworks directeur Rudi Bakker, die aangeslagen is.
Op wat meer afstand hebben de cameramensen Jack Huygens en Henk Poorthuis zich verschanst op het dak van fabriekscomplex De Bamshoeve. Ze hebben goed zicht op het hele terrein. Poort vraagt zich af: „Wie heeft er nou op klaarlichte dag vuurwerk staan afsteken”. Ze maken grappen over ‘de vuurwerkshow die ze zo vast gaan zien’. Ook hun filmbeelden worden niet veel later wereldnieuws.
De hel breekt los.
15.34 uur… Zwaar vreemd geroffel. Een lage steekvlam schiet over de grond uit een bunker richting twee zeecontainers. Er staan op de bunker drie brandweermannen te blussen; ze zijn kansloos tegen wat er nu gebeurt. De container , ook wel E2 genoemd, explodeert. Het is het begin van een verwoestende kettingreactie.
De eerste explosie is zo zwaar, dat de meetapparatuur van het KNMI 42 seconden later de ontploffing registreert alsof het een aardbeving is.
15.35 uur… Earryt Boetes schreeuwt via kanaal rood van zijn portofoon aan iedereen: ‘terugtrekken, terugtrekken’. Iedereen begint te rennen voor zijn veiligheid.
Politieman Jaap Knotter vreest dat mensen onder de voet worden gelopen. „Alles rolt over elkaar heen. Fietsen, mensen met kinderwagens, één grote chaos.” De explosie slingert hem van de voeten. „Ik kom boven op mensen te liggen. Als we opstaan merk ik dat het niet alleen vuurwerk is dat naar beneden komt, maar ook bakstenen en dakpannen.”
Dan ziet hij een moeder met een kind, als versteend op straat. Knotter duwt ze tegen een gevel van een woning aan en gaat om hen heen staan als een menselijke muur; nog geen idee wat hen nog te wachten staat.
15.35 uur… Een onbekende belt 112. „Ter hoogte van De Bleek is een enorme…” Hij wordt onderbroken en overstemd door een dreun. „Oh… een enorme explosie, uh….” De lijn zwijgt. Het is de tweede fatale massa-explosie, door het KNMI geregistreerd om 15.35:46 uur. De klap is voelbaar tot in Limburg.
Wethouder en burgemeester
Wethouder Dick Buursink staat nog op z’n balkon te klussen bij de eerste explosie. „Ik sta verstijfd.” Dan die enorme tweede. Dick en zijn vrouw Ida voelen de luchtdruk tegen hun flat slaan. Ze pakken elkaar vast. Buursink voelt paniek en vraagt zich af: „Wat komt er nog meer?” Door zijn hoofd schiet: ‘Dit kunnen wel honderden doden zijn’. Buursink grijpt zijn fiets en racet naar het stadhuis.
Hij is er als eerste. Snel daarna komt op eigen initiatief ook wethouder Eric Helder aan, gevolgd door de enkele bodes en de gemeentesecretaris. Ze proberen burgemeester Jan Mans te bereiken. Maar het mobiele netwerk ligt plat. Het lukt ook niet om contact te krijgen met de meldkamer, de brandweer, of de politie. Dat blijft zeker nog een uur zo.
15.37 uur… Burgemeester Jan Mans zit op dat moment achter de asperges in het sjieke hotel Carelshaven in Delden. Hij heeft een afscheidsreceptie. Hij is niet gealarmeerd. Hij ziet zijn chauffeur Karel binnen komen en begrijpt eigenlijk meteen: „Er is iets ernstig gebeurd, want dat doet hij anders nooit.” Mans belt en belt, maar bereikt niemand; geen brandweer, geen politie. Lijnen zijn dood.
Al van ver ziet Mans in zijn dienstauto de rookwolk boven de stad. Onderweg naar het stadhuis maakt hij een tussenstop bij de brandweerkazerne. Hij treft grote verslagenheid aan. Niemand twijfelt dat er doden zijn onder de collega’s. Als Mans tegen 16.30 uur bij het stadhuis arriveert grijpt zijn vrouw Anny hem vast: „Wees jezelf.” En dan rent Mans het stadhuis in.
Omdat er nog steeds geen contact is geweest met brandweer of politie stuurt de burgemeester dan maar zijn assistent op de fiets naar het hoofdbureau van de politie.
16.50 uur… De rampenstaf is voor het eerst compleet en het rampenplan wordt in werking gezet. Politie-officier Arjan Meijerink geeft een eerste verslag van de gebeurtenissen: „Er is sprake van ontzetting. Er zijn doden. Mogelijk ook onder de hulpverleners.”
Kindje kwijt
Op het rampterrein lijkt in de tussentijd de wereld te vergaan. Marcel van Nieuwenhoven raakt zwaargewond en blijft achter in de deuropening van de bedrijfswoning. Hij sterft daar. Journalist Ferrée: „Brokstukken vliegen om mijn oren. Instinctief zet ik het op een rennen.” Hij zoekt in de Nachtegaalstraat dekking achter een boom, met een brandweerman. Wat verderop ziet hij een Japanse auto staan. Achterin ziet hij een bloemstuk liggen met een rode stikker: ‘voor moeder’.
Agent Jaap Knotter staat nog om de vrouw met haar kind gebogen bij de tweede zware dreun. De woning waar ze staan wordt weggeblazen. Het dak valt over hen heen. Hij heeft het gevoel dat hij helemaal in elkaar wordt gedrukt. „Onvoorstelbaar”. Knotter pakt het kind en trekt de vrouw over het puin mee, tot er iets brandends tegen zijn borst slaat. Knotter valt en als hij overeind krabbelt staat zijn overhemd in brand. Met zijn handen slaat hij de vlammen uit. „Ik heb geen idee waar het kindje is.”
Maar er is geen tijd om na te denken, alleen om te vluchten. Hij rent en ziet dat een man voor hem een steen op zijn hoofd krijgt. Met een collega sleept hij hem een woning binnen aan de Nieuwluststraat, waar hij veilig moet zijn voor het vallende puin. „Dat de man vermoedelijk al dood is, dringt niet tot mij door.” De vuurzee rukt op. De twee agenten begrijpen dat ze niet kunnen wachten op een ambulance. „We moeten rennen voor ons leven.”
Beter springen, dan verbranden
Cameraman Gerrit Poort is van het dak geblazen van de Bamshoeve. „Ze zeggen dat je hele leven aan je voorbij flitst, op het moment dat je denkt dat je dood gaat. Dat is ook zo. Onbeschrijflijk wat er dan door je kop heen dendert. Tot je beseft: hé ik ben er nog.” Jack Huygens maakt op het dak zelfs plannen om maar een eind aan zijn leven te maken: springen of zo. Beter dat, dan straks sterven in een vuurzee… Ze kunnen toch op tijd ontsnappen.
Ook brandweerman Bert Konhuurne van de eerste uitruk heeft de dood in de ogen gezien. Hij wordt bij de explosies bedolven onder puin. Een collega ziet hem als een silhouet uit uit aswolken en rook te voorschijn komen. Zijn helm is hij kwijt, bloed loopt aan alle kanten langs zijn gezicht, ziet zijn college tot zijn ontzetting. „In films zie je zombies. Ik zag een zombie in het echt. Het was Bert.”
De gewonde fotograaf Reinier van Willigen werkt als in trance met een gebroken arm door. Op de Roomweg stuit hij op de vluchtende Hindoestaandse familie Jhanjhan, die net de nieuwe woning heeft ingewijd. Iedereen is daarom in fleurige traditionele feestkleding, die afsteekt tegen de inktzwarte lucht. De foto staat een dag later op de voorpagina van de extra editie van De Twentsche Courant Tubantia. Het is een haast iconische foto en die dag voor velen één van de meest indrukwekkendste foto’s van de ramp.
Spanning bij rampenstaf
16.19 uur… Er ontstaat een gevoel dat ze de situatie meer onder controle hebben. Maar dat is in één klap weg als Geert Weken van de GGD zich meldt. De Grolschfabriek brandt nog steeds en hij vertelt dat daar wel 4000 kilo ammoniak in tanks aanwezig is. Als dat vrijkomt in een gifwolk over de stad…
Het crisisteam laat het rampterrein evacueren. Om 17.25 uur is dat voor een groot deel van het rampgebied het geval. Er worden plannen gemaakt om de tanks met ammoniak leeg te pompen en zo snel mogelijk af te voeren. Maar het blijkt niet nodig.
18.00 uur… De brandweer heeft - in contact met Grolsch - de situatie rond de fabriek in kaart en het meeste vuur geblust. Het acute gevaar is geweken. De rampenstaf haalt opgelucht adem. Om 19.30 uur wordt dan ook publiekelijk bekend gemaakt dat er geen ontploffingsgevaar meer is. Achteraf is van explosiegevaar zelfs geen sprake geweest.
19.50 uur… Er zijn berichten van mogelijke plunderingen. De burgemeester tekent een noodverordening. Op grond daarvan is het een ieder die niet rechtstreeks is betrokken bij de bestrijding van de ramp verboden om zich in het rampgebied op te houden.
21.30 uur… Wat iedereen vreest wordt waar. De definitieve bevestiging dat er zeker twee dodelijke slachtoffers zijn onder de brandweermensen. Er is dan in elk geval zekerheid over één burgerdode, maar voor het eerst wordt het aantal van twintig geschatte doden genoemd. „Puur op waarnemingen van mensen ter plekke, verder niets”, beseffen Mans, Helder en Buursink.
23.30 uur… Mans besluit hoe dan ook dat aantal van twintig doden maar aan te houden en dit te noemen in zijn persconferentie. Het Rampen Identificatie Team (RIT) is geformeerd; 85 man sterk. Er is een bevestiging dat zondag Koningin Beatrix en premier Wim Kok het rampgebied zullen bezoeken. Het wordt zondag, Moederdag...
Het geluk van Jaap Knotter en de tranen van Dick
Dick Buursink is naar huis om bij te tanken. In de loop van zondag moet hij de leiding overnemen van het crisisteam. Slapen lukt niet. Door zijn slaapkamerraam op tien hoog is de gloed van brand in de stad goed te zien en soms knalt het nog.
Echt slapen kan hij pas op maandag. Hij doucht, leest de kranten van die dag en de vermoeidheid en emoties slaan toe. Hij duikt in bed en huilt zichzelf in slaap.
Politieman Jaap Knotter is overmand door schuldgevoel en kan ook niet slapen. Zijn eigen huis is ook vernield, maar het kind dat hij verloor blijft maar door zijn hoofd spoken. Die zondagochtend is hij er weer bij als Koningin Beatrix wordt rondgeleid. „Ze slaat zelfs een arm om me heen en laat me huilen.”
Dan: terug op het bureau ziet hij de vrouw van het kindje dat hij is kwijtgeraakt. Hij verwacht boosheid en woede, maar ze zegt: „Jaap je bent een held.” Op de grond zit haar zoontje te spelen. De politieman is zelden zo gelukkig geweest als toen. Hij pakt het kind op en danst.
Naschrift en hoe het verder ging
Van de bijna 2000 buurtbewoners slapen zeker 1000 die nacht ontheemd in een sporthal. Er zijn die eerste dag en nacht 300 agenten en 300 brandweerlieden in touw en 80 ambulances uit het hele land. Vijf traumahelikopters worden ingezet.
Jaap Knotter heeft de politie verlaten, maar is les gaan geven in forensisch onderzoek en deed onderzoek naar motieven van ontvoerders. De man die hij zwaargewond in een woning in de Nieuwlusstraat heeft neergelegd zou Henk Vinke kunnen zijn geweest, één van de 23 doden van wie nooit iets is teruggevonden. Zijn weduwe en kinderen houden daar sterk rekening mee.
Bert Konhuurne bleef bij de brandweer, maar is inmiddels met pensioen.
Het onderzoek naar de ramp is het grootste recherche-onderzoek van de Nederlandse politiegeschiedenis. De oorzaak van de brand die de ramp ingang zette is nooit achterhaald.
De Enschedeër André de Vries werd in 2001 opgepakt op verdenking van brandstichting, maar werd in hoger beroep vrijgesproken. Hij heeft altijd ontkend.
Gerrit Poort heeft een zware depressie meegemaakt, maar is daarna weer voor de brandweer gaan filmen. Jack Huygens is nog steeds actief als persfotograaf. Reinier van Willigen ook. Danny de Vries werd communicatiedeskundige, met name op het gebied van crisismanagement.
Ondanks dat de overheid grote foute heeft gemaakt in regelgeving en handhaving zijn alleen de directeuren van S.E. Fireworks tot een jaar cel veroordeeld. Dick Buursink stapt op. Later ook wethouder Els Koopman. Burgemeester Jan Mans mag blijven. Kort na de ramp wordt hij anderhalve week beschermd vanwege anonieme bedreigingen.
S.E. Fireworks-directeur Rudi Bakker vecht nog steeds voor eerherstel en vindt dat de ramp niet aan hem te wijten is. Mede-directeur Willie Pater schikt zich in zijn lot.
De familie Jhanjhan heeft zware tijden gekend, maar heeft de ramp verwerkt. Dit jaar, twintig jaar na de ramp, verlaten ze Enschede voorgoed.
https://www.ad.nl/enschede/die-inkt...ut~aa953022/?referrer=https://www.google.com/
„De stad is opnieuw iets aangedaan, dat nooit en nooit voorbij zal gaan”, dicht Willem Wilmink over deze tragische zaterdag, de dag voor Moederdag.
Dit is een reconstructie door de ogen van getuigen en betrokkenen. Zoals agent Jaap Knotter, die op zijn vlucht een kindje laat vallen en kwijtraakt en wordt verteerd door wroeging.
Voor de tragedie: kippenbouten en pijlen
14.45 uur… Wethouder Dick Buursink staat op z’n balkon op tien hoog een zelfgemaakte tafel in elkaar te schroeven. Hij heeft de poten eerst verkeerd, dus het moet opnieuw. Hij ziet bij de Grolsch een zwarte rookwolk. Er zijn in die tijd net veel branden geweest in de stad en daarom is hij alert. Maar de rook neemt af. Buursink klust verder, tot z’n vrouw Ida zegt: ‘Het begint weer.’ Hij ziet vuurpijlen en denkt: ‘Sensatie, daar zullen wel veel mensen op af komen.’
Op datzelfde moment horen meerdere omwonenden van S.E. Fireworks vuurwerk afgaan. Sommigen zien de vuurpijlen in de lucht. Alwin Jabber werkt bij de poelier aan de Roomweg en loopt naar de vriezer achter de zaak om kippenbouten te pakken. „Ik zie ineens twee vuurpijlen, geel-wit van kleur.” Hij weet van de opslagplaats en krijgt een onaangenaam gevoel ervan. Hij belt met zijn vader. „Moet je daar niet weg?’, vraag die. Maar alles lijkt veilig.
Ook autoverkoper Marcel Kammann ziet bij garage Agterbos aan de Roomweg de pijlen. „Alsof iemand die aan het testen is. Na twee of drie minuten gaan er ineens tientallen de lucht in. Maar dat gaat dan ongecontroleerd.” Kammann belt 112. Hij is één van de eersten. De vuurpijlen hebben kleine brandjes in de omgeving veroorzaakt. Meer mensen bellen de alarmcentrale.
De 112-melding - agent Jaap voelt het eerste vuur
14.47 uur… De 23-jarige agent Jaap Knotter heeft zijn dienst er opzitten en wil naar huis. Maar hij hoort gerommel. „Tering, wat een onweer”, zegt hij. Maar hij realiseert zich ook: voor onweer duurt dit te lang. Via de politieradio hoort hij dat er een brandje is bij Grolsch. Met z’n collega Wolter Alberts gaat hij er toch even naar toe. „Het ziet er al zwart van de mensen”.
Knotter wordt al snel aangesproken door een bewoner, wiens huis in brand staat en gaat kijken. Er is brand, maar het valt mee. Hij loopt terug naar de Tollensstraat en ziet meer collega’s arriveren. „Op dat moment ben ik wel wat serieuzer. Ik heb het eerste vuur al gevoeld.”
15:02 uur… Er komen steeds meer meldingen van brandjes bij 112 binnen. Binnen anderhalve minuut zeven. Er worden veel straten genoemd: Rembrandtstraat, Roombeekstraat, Roombeekweg, Roomweg, Tollensstraat...
Vanaf de Roomweg belt Jolanda van Dijk. „Veel te veel vuurwerk ontploft tussen de singel en Roomweg.” Op de achtergrond zijn vuurwerkexplosies te horen. Amper een minuut later belt Jos van Loo: „Achter mij is volgens mij een fabriek aan het ontploffen!”
15:03 uur… De regionale meldkamer doet de eerste alarmering uit naar de brandweer. Omdat er zoveel meldingen zijn, komen meteen twee posten. „Attentie, attentie: brandmelding Roomweg, hoofdpost, sectie Oost. Betreft vuurwerkfabriek. Roombeekweg, sectie Oost en hoofdpost.”
Toeschouwers en auto’s staan in de weg
In de hoofdkazerne hebben brandweermensen al de eerste rook gezien. De ervaren man Bert Konhuurne wenkt: „Kom, laten we maar vast naar de wagens gaan, de melding komt vast zo.” Twee minuten later zijn ze op weg. Door een eerdere inzet wel met een onderbezetting: geen zeven, maar vijf man. De bevelvoerder vraagt om assistentie van Zuid en Lonneker. Zuid vraagt: Gaan we naar een vuurwerkfabriek? Centralist: „Ja dat zou kunnen.”
15:04… De centrale meldkamer in Driebergen krijgt intussen zoveel telefoontjes dat die naar de regiocentrale belt. „Of er al voldoende meldingen zijn?” Antwoord: ‘de brandweer is onderweg’. Er wordt afgesproken dat er geen nieuwe meldingen meer worden doorgegeven.
Als de brandweer aankomt, heeft die grote moeite het terrein te bereiken. Er is veel publiek komen kijken. Brandweerman Johan Bosch is geërgerd: „Ik dacht: eigenlijk zouden we ze van de weg moeten sproeien. Maar ja, dan sta je daarmee straks zo in de krant. Achteraf gedacht had ik het gewoon moeten doen.”
Ook politie-auto’s hebben de Roomweg afgesloten. Brandweermensen moeten trekkend en duwend die auto’s verplaatsen. Er gaan minuten verloren. Het is niet ongebruikelijk dat de politie op die manier burgervoertuigen op afstand houdt. Nu hindert het echter ook de brandweer.
15:08 uur… De brandweerlieden zien dat de werkbunker in brand staat en beginnen met blussen.
Brandweer waant zich veilig
15.10 uur… Earryt Boetes, die officier van dienst van de brandweer Enschede komt ter plaatse. Hij vraagt of er een waarschuwing naar de ambulancepost is gedaan? De centralist: „Dat ga ik nu doen.” Hij belt en meldt het als ‘een grote brand’. Een strategische keus. Dan worden er zonder verdere discussie ambulances vrijgemaakt.
15.15 uur... De twee directeuren van S.E. Fireworks, Rudi Bakker en Willie Pater, komen ook bij het bedrijf. Ze zien brandweermensen op de bunker staan blussen. Bakker lijkt dat ‘geen goed idee’ en zegt later dat hij nog geroepen heeft dat ze er af moeten gaan. Dat gebeurt niet.
Freelance-cameraman en fotograaf Marcel van Nieuwenhoven is intussen ook ter plaatse. Hij gaat het terrein van S.E. Fireworks op en zoekt bij de bedrijfswoning een plek voor een goed shot. Hij is een 112-verslaggever, die altijd de eerste wil zijn en dicht op de actie zit. Niet veel later arriveert de piepjonge RTV Oost-cameraman Danny de Vries ook. Hij blijft buiten de poort en schiet niet veel later daar de beelden van zijn leven. Die gaan de hele wereld over.
Ook verslaggever Guus Ferrée van De Twentsche Courant Tubantia is uitgerukt, gevolgd door krantenfotograaf Reinier van Willigen. Het is ongeveer 15.20 uur. „Je bent te laat”, zeggen omstanders wat lachend tegen hem. De brand lijkt onder controle. Brandweermannen zeggen dat ook tegen elkaar. Ferrée weet niet zo goed hoe hij de situatie moet inschatten. „Een vreemde brand”, vindt hij. Hij praat kort met S.E. Fireworks directeur Rudi Bakker, die aangeslagen is.
Op wat meer afstand hebben de cameramensen Jack Huygens en Henk Poorthuis zich verschanst op het dak van fabriekscomplex De Bamshoeve. Ze hebben goed zicht op het hele terrein. Poort vraagt zich af: „Wie heeft er nou op klaarlichte dag vuurwerk staan afsteken”. Ze maken grappen over ‘de vuurwerkshow die ze zo vast gaan zien’. Ook hun filmbeelden worden niet veel later wereldnieuws.
De hel breekt los.
15.34 uur… Zwaar vreemd geroffel. Een lage steekvlam schiet over de grond uit een bunker richting twee zeecontainers. Er staan op de bunker drie brandweermannen te blussen; ze zijn kansloos tegen wat er nu gebeurt. De container , ook wel E2 genoemd, explodeert. Het is het begin van een verwoestende kettingreactie.
De eerste explosie is zo zwaar, dat de meetapparatuur van het KNMI 42 seconden later de ontploffing registreert alsof het een aardbeving is.
15.35 uur… Earryt Boetes schreeuwt via kanaal rood van zijn portofoon aan iedereen: ‘terugtrekken, terugtrekken’. Iedereen begint te rennen voor zijn veiligheid.
Politieman Jaap Knotter vreest dat mensen onder de voet worden gelopen. „Alles rolt over elkaar heen. Fietsen, mensen met kinderwagens, één grote chaos.” De explosie slingert hem van de voeten. „Ik kom boven op mensen te liggen. Als we opstaan merk ik dat het niet alleen vuurwerk is dat naar beneden komt, maar ook bakstenen en dakpannen.”
Dan ziet hij een moeder met een kind, als versteend op straat. Knotter duwt ze tegen een gevel van een woning aan en gaat om hen heen staan als een menselijke muur; nog geen idee wat hen nog te wachten staat.
15.35 uur… Een onbekende belt 112. „Ter hoogte van De Bleek is een enorme…” Hij wordt onderbroken en overstemd door een dreun. „Oh… een enorme explosie, uh….” De lijn zwijgt. Het is de tweede fatale massa-explosie, door het KNMI geregistreerd om 15.35:46 uur. De klap is voelbaar tot in Limburg.
Wethouder en burgemeester
Wethouder Dick Buursink staat nog op z’n balkon te klussen bij de eerste explosie. „Ik sta verstijfd.” Dan die enorme tweede. Dick en zijn vrouw Ida voelen de luchtdruk tegen hun flat slaan. Ze pakken elkaar vast. Buursink voelt paniek en vraagt zich af: „Wat komt er nog meer?” Door zijn hoofd schiet: ‘Dit kunnen wel honderden doden zijn’. Buursink grijpt zijn fiets en racet naar het stadhuis.
Hij is er als eerste. Snel daarna komt op eigen initiatief ook wethouder Eric Helder aan, gevolgd door de enkele bodes en de gemeentesecretaris. Ze proberen burgemeester Jan Mans te bereiken. Maar het mobiele netwerk ligt plat. Het lukt ook niet om contact te krijgen met de meldkamer, de brandweer, of de politie. Dat blijft zeker nog een uur zo.
15.37 uur… Burgemeester Jan Mans zit op dat moment achter de asperges in het sjieke hotel Carelshaven in Delden. Hij heeft een afscheidsreceptie. Hij is niet gealarmeerd. Hij ziet zijn chauffeur Karel binnen komen en begrijpt eigenlijk meteen: „Er is iets ernstig gebeurd, want dat doet hij anders nooit.” Mans belt en belt, maar bereikt niemand; geen brandweer, geen politie. Lijnen zijn dood.
Al van ver ziet Mans in zijn dienstauto de rookwolk boven de stad. Onderweg naar het stadhuis maakt hij een tussenstop bij de brandweerkazerne. Hij treft grote verslagenheid aan. Niemand twijfelt dat er doden zijn onder de collega’s. Als Mans tegen 16.30 uur bij het stadhuis arriveert grijpt zijn vrouw Anny hem vast: „Wees jezelf.” En dan rent Mans het stadhuis in.
Omdat er nog steeds geen contact is geweest met brandweer of politie stuurt de burgemeester dan maar zijn assistent op de fiets naar het hoofdbureau van de politie.
16.50 uur… De rampenstaf is voor het eerst compleet en het rampenplan wordt in werking gezet. Politie-officier Arjan Meijerink geeft een eerste verslag van de gebeurtenissen: „Er is sprake van ontzetting. Er zijn doden. Mogelijk ook onder de hulpverleners.”
Kindje kwijt
Op het rampterrein lijkt in de tussentijd de wereld te vergaan. Marcel van Nieuwenhoven raakt zwaargewond en blijft achter in de deuropening van de bedrijfswoning. Hij sterft daar. Journalist Ferrée: „Brokstukken vliegen om mijn oren. Instinctief zet ik het op een rennen.” Hij zoekt in de Nachtegaalstraat dekking achter een boom, met een brandweerman. Wat verderop ziet hij een Japanse auto staan. Achterin ziet hij een bloemstuk liggen met een rode stikker: ‘voor moeder’.
Agent Jaap Knotter staat nog om de vrouw met haar kind gebogen bij de tweede zware dreun. De woning waar ze staan wordt weggeblazen. Het dak valt over hen heen. Hij heeft het gevoel dat hij helemaal in elkaar wordt gedrukt. „Onvoorstelbaar”. Knotter pakt het kind en trekt de vrouw over het puin mee, tot er iets brandends tegen zijn borst slaat. Knotter valt en als hij overeind krabbelt staat zijn overhemd in brand. Met zijn handen slaat hij de vlammen uit. „Ik heb geen idee waar het kindje is.”
Maar er is geen tijd om na te denken, alleen om te vluchten. Hij rent en ziet dat een man voor hem een steen op zijn hoofd krijgt. Met een collega sleept hij hem een woning binnen aan de Nieuwluststraat, waar hij veilig moet zijn voor het vallende puin. „Dat de man vermoedelijk al dood is, dringt niet tot mij door.” De vuurzee rukt op. De twee agenten begrijpen dat ze niet kunnen wachten op een ambulance. „We moeten rennen voor ons leven.”
Beter springen, dan verbranden
Cameraman Gerrit Poort is van het dak geblazen van de Bamshoeve. „Ze zeggen dat je hele leven aan je voorbij flitst, op het moment dat je denkt dat je dood gaat. Dat is ook zo. Onbeschrijflijk wat er dan door je kop heen dendert. Tot je beseft: hé ik ben er nog.” Jack Huygens maakt op het dak zelfs plannen om maar een eind aan zijn leven te maken: springen of zo. Beter dat, dan straks sterven in een vuurzee… Ze kunnen toch op tijd ontsnappen.
Ook brandweerman Bert Konhuurne van de eerste uitruk heeft de dood in de ogen gezien. Hij wordt bij de explosies bedolven onder puin. Een collega ziet hem als een silhouet uit uit aswolken en rook te voorschijn komen. Zijn helm is hij kwijt, bloed loopt aan alle kanten langs zijn gezicht, ziet zijn college tot zijn ontzetting. „In films zie je zombies. Ik zag een zombie in het echt. Het was Bert.”
De gewonde fotograaf Reinier van Willigen werkt als in trance met een gebroken arm door. Op de Roomweg stuit hij op de vluchtende Hindoestaandse familie Jhanjhan, die net de nieuwe woning heeft ingewijd. Iedereen is daarom in fleurige traditionele feestkleding, die afsteekt tegen de inktzwarte lucht. De foto staat een dag later op de voorpagina van de extra editie van De Twentsche Courant Tubantia. Het is een haast iconische foto en die dag voor velen één van de meest indrukwekkendste foto’s van de ramp.
Spanning bij rampenstaf
16.19 uur… Er ontstaat een gevoel dat ze de situatie meer onder controle hebben. Maar dat is in één klap weg als Geert Weken van de GGD zich meldt. De Grolschfabriek brandt nog steeds en hij vertelt dat daar wel 4000 kilo ammoniak in tanks aanwezig is. Als dat vrijkomt in een gifwolk over de stad…
Het crisisteam laat het rampterrein evacueren. Om 17.25 uur is dat voor een groot deel van het rampgebied het geval. Er worden plannen gemaakt om de tanks met ammoniak leeg te pompen en zo snel mogelijk af te voeren. Maar het blijkt niet nodig.
18.00 uur… De brandweer heeft - in contact met Grolsch - de situatie rond de fabriek in kaart en het meeste vuur geblust. Het acute gevaar is geweken. De rampenstaf haalt opgelucht adem. Om 19.30 uur wordt dan ook publiekelijk bekend gemaakt dat er geen ontploffingsgevaar meer is. Achteraf is van explosiegevaar zelfs geen sprake geweest.
19.50 uur… Er zijn berichten van mogelijke plunderingen. De burgemeester tekent een noodverordening. Op grond daarvan is het een ieder die niet rechtstreeks is betrokken bij de bestrijding van de ramp verboden om zich in het rampgebied op te houden.
21.30 uur… Wat iedereen vreest wordt waar. De definitieve bevestiging dat er zeker twee dodelijke slachtoffers zijn onder de brandweermensen. Er is dan in elk geval zekerheid over één burgerdode, maar voor het eerst wordt het aantal van twintig geschatte doden genoemd. „Puur op waarnemingen van mensen ter plekke, verder niets”, beseffen Mans, Helder en Buursink.
23.30 uur… Mans besluit hoe dan ook dat aantal van twintig doden maar aan te houden en dit te noemen in zijn persconferentie. Het Rampen Identificatie Team (RIT) is geformeerd; 85 man sterk. Er is een bevestiging dat zondag Koningin Beatrix en premier Wim Kok het rampgebied zullen bezoeken. Het wordt zondag, Moederdag...
Het geluk van Jaap Knotter en de tranen van Dick
Dick Buursink is naar huis om bij te tanken. In de loop van zondag moet hij de leiding overnemen van het crisisteam. Slapen lukt niet. Door zijn slaapkamerraam op tien hoog is de gloed van brand in de stad goed te zien en soms knalt het nog.
Echt slapen kan hij pas op maandag. Hij doucht, leest de kranten van die dag en de vermoeidheid en emoties slaan toe. Hij duikt in bed en huilt zichzelf in slaap.
Politieman Jaap Knotter is overmand door schuldgevoel en kan ook niet slapen. Zijn eigen huis is ook vernield, maar het kind dat hij verloor blijft maar door zijn hoofd spoken. Die zondagochtend is hij er weer bij als Koningin Beatrix wordt rondgeleid. „Ze slaat zelfs een arm om me heen en laat me huilen.”
Dan: terug op het bureau ziet hij de vrouw van het kindje dat hij is kwijtgeraakt. Hij verwacht boosheid en woede, maar ze zegt: „Jaap je bent een held.” Op de grond zit haar zoontje te spelen. De politieman is zelden zo gelukkig geweest als toen. Hij pakt het kind op en danst.
Naschrift en hoe het verder ging
Van de bijna 2000 buurtbewoners slapen zeker 1000 die nacht ontheemd in een sporthal. Er zijn die eerste dag en nacht 300 agenten en 300 brandweerlieden in touw en 80 ambulances uit het hele land. Vijf traumahelikopters worden ingezet.
Jaap Knotter heeft de politie verlaten, maar is les gaan geven in forensisch onderzoek en deed onderzoek naar motieven van ontvoerders. De man die hij zwaargewond in een woning in de Nieuwlusstraat heeft neergelegd zou Henk Vinke kunnen zijn geweest, één van de 23 doden van wie nooit iets is teruggevonden. Zijn weduwe en kinderen houden daar sterk rekening mee.
Bert Konhuurne bleef bij de brandweer, maar is inmiddels met pensioen.
Het onderzoek naar de ramp is het grootste recherche-onderzoek van de Nederlandse politiegeschiedenis. De oorzaak van de brand die de ramp ingang zette is nooit achterhaald.
De Enschedeër André de Vries werd in 2001 opgepakt op verdenking van brandstichting, maar werd in hoger beroep vrijgesproken. Hij heeft altijd ontkend.
Gerrit Poort heeft een zware depressie meegemaakt, maar is daarna weer voor de brandweer gaan filmen. Jack Huygens is nog steeds actief als persfotograaf. Reinier van Willigen ook. Danny de Vries werd communicatiedeskundige, met name op het gebied van crisismanagement.
Ondanks dat de overheid grote foute heeft gemaakt in regelgeving en handhaving zijn alleen de directeuren van S.E. Fireworks tot een jaar cel veroordeeld. Dick Buursink stapt op. Later ook wethouder Els Koopman. Burgemeester Jan Mans mag blijven. Kort na de ramp wordt hij anderhalve week beschermd vanwege anonieme bedreigingen.
S.E. Fireworks-directeur Rudi Bakker vecht nog steeds voor eerherstel en vindt dat de ramp niet aan hem te wijten is. Mede-directeur Willie Pater schikt zich in zijn lot.
De familie Jhanjhan heeft zware tijden gekend, maar heeft de ramp verwerkt. Dit jaar, twintig jaar na de ramp, verlaten ze Enschede voorgoed.
https://www.ad.nl/enschede/die-inkt...ut~aa953022/?referrer=https://www.google.com/