‘Mooi vuurwerk van een ánder in dezelfde wijk is een knarsetandend genot’

omepje

VWC Moderator
Forumleiding
‘Mooi vuurwerk van een ánder in dezelfde wijk is een knarsetandend genot’

Op Nieuwjaarsdag liep ik vroeg in de ochtend door mijn stad. Dat kon nu: mijn stad was weer een veilig gebied voor mijn hond. De avond ervoor maakte ik deel uit van een bonte coalitie van mensen met honden, mensen met kleine kinderen, veteranen en anderen die bij iedere knal opschrikken, of bezorgd in een mand, een wieg of onder een bed kijken.
Zelfs als kind had ik helemaal niks met vuurwerk, en dat is nooit veranderd. Het enige moment waarop ik geniet van vuurwerk, is tijdens concerten van Iron Maiden, Kiss en Rammstein.

Mijn schoonbroer in Urmond had het tegenovergestelde; die reed een paar dagen voor De Grote Dag naar België met een strikt budget in zijn hoofd, om daar eenmaal in die winkel oneindig ver overheen te gaan, en terug te komen met een bonte mix aan grote, schreeuwerige verpakkingen met namen als kermisattracties. In de eerste minuten van het nieuwe jaar zag ik hem dan voor een paar maanden aan kleed-, zak- en spaargeld de lucht inschieten.

Op die momenten zag ik de overzichtelijke wereld van de vuurwerkliefhebber: als zijn aankoop knalt en de hemel in lichterlaaie zet, lacht hij - een beetje als Beavis, van Butthead. Als door regen of gewoon een miskoop er niets valt te zien, en ook niets van te hóren behalve wat treurig gesis, gaat hij vloekend het nieuwe jaar in. In vuurwerk bestaan geen grijstinten: het knalt, of het mislukt. Ik zag hoe volkomen tevergeefs iedere campagne tegen het opnieuw insteken is: die pijl moést en zoú een tweede kans krijgen. En ik zag ook de competitie: mooi vuurwerk van een ánder in dezelfde wijk is ook een genot, maar wel een knarsetandend genot.

Een stad de ochtend na Oud en Nieuw, nog voor de schoonmakers de meeste sporen hebben gewist, is werkelijk een vertrápte stad. Het leek wel of er een woedende menigte door mijn stad was getrokken, vastbesloten zoveel mogelijk op de grond te gooien, om te trappen en achter te laten. Ik kwam twee jongens tegen met een zonnebril op. Ze liepen verdwaasd rond. Voor deze twee was 2018 nog niet geëindigd.

Op het bankje voor een verzorgingstehuis zaten twee andere jongens, midden twintig, Zuid-Europees zo te zien. De linker keek voor zich uit, de rechter had zijn armen over de leuning van het bankje gelegd, en daarop rustte zijn hoofd. Toen ik dichterbij kwam, hoorde ik een kletterend geluid. De linker bleef voor zich uit staren, alsof zijn kotsende vriend niet bestond als hij er gewoon niet naar keek.

Ik zag mijn hond een hoek verder opeens naar rechts schieten, en weer terug. Het leek alsof ze iets van de grond had gepakt. Ik ging voor haar zitten en keek haar aan. Mijn hond keek strak terug en bewoog niet, ook niet met haar bek. Toch niet, dus. Ik liep weer verder, en zag na een paar passen van achter haar wangen opbollen. Ik ging weer voor haar zitten en opende haar bek. Haar tanden zaten strak op elkaar. Ik zei: “Open!” Ze deed net of ze niks hoorde. Met mijn handen duwde ik haar tanden van elkaar. En daar verscheen, onaangeroerd, zonder ook maar een hap eruit, als een glimmende trofee, een volledige oliebol.

Het jaar was nog maar net begonnen, maar zowel het eerste heimelijk genoegen als het eerste bedrog waren een feit.

https://www.limburger.nl/cnt/dmf201...r-in-dezelfde-wijk-is-een-knarsetandend-genot
 
Back
Bovenaan