Bij de overheid weten ze precies waar het om draait. Zie onderstaande tekst?
Uit de staatcourant 2010 - 15526
Artikel 1.2.2
Nieuw vijfde lid
Jaarlijks wordt ca. 1000-2000 ton zwaar knalvuurwerk binnen Nederland gebracht ten behoeve van de particuliere markt. Het gaat hierbij om vuurwerk dat veel gevaar oplevert, zoals ‘lawinepijlen’ (knalraketen en signalrockets met meer dan 40 gr flitspoeder). Dit soort vuurwerk is in Nederland als consumentenvuurwerk verboden, want het vuurwerk is naar zijn aard te gevaarlijk voor gebruik door consumenten. Als veilige afstand moet bijvoorbeeld 600 meter worden aangehouden. Als die afstand niet in acht wordt genomen bestaat er gerede kans op gescheurde trommelvliezen, longschade en zelfs het verlies van ledematen.
Dit vuurwerk zou wat gevaarzetting betreft moeten worden ingedeeld als categorie 4 vuurwerk op grond van de Pyrorichtlijn. Vuurwerk dat behoort tot categorie 4 mag op grond van de Pyrorichtlijn uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door professionals. Echter dit zware knalvuurwerk wordt in Nederland door professionals niet gebruikt. Professionals achten het ongeschikt om te gebruiken voor evenementen omdat het ontstekingsmoment niet voldoende bepaalbaar is. Aangezien Nederlandse professionals geen gebruik maken van dit soort knalvuurwerk, kan bij dit vuurwerk, vuurwerk dat niet is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3, en dat niet wordt gebruikt door professionals, worden gesproken van ‘oneigenlijk professioneel vuurwerk’.
De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat dit zware knalvuurwerk grote veiligheidsrisico’s met zich brengt, niet alleen bij ondeskundig gebruik maar ook bij vervoer en opslag (vaak in een woonomgeving). Het veroorzaakt veel ongelukken (enkele honderden per jaar, soms dodelijk) en heeft vaak aanzienlijke materiële schade tot gevolg (meer dan 3 miljoen euro per jaar). Het gebruik van dit soort vuurwerk door professionals is in Nederland tot op heden wel toegestaan. Dat levert handhavingsproblemen op. Als het bij een handelaar wordt aangetroffen kan die stellen dat hij het vuurwerk in huis heeft om te verkopen aan professionals en niet aan consumenten terwijl het toch aan consumenten wordt verkocht.
Deze praktijk is aanleiding om het verrichten van handelingen met betrekking tot ‘oneigenlijk professioneel vuurwerk’ te verbieden. Het eerste lid voorziet hierin. De vuurwerkartikelen die onder het verbod vallen, zullen bij ministeriële regeling worden aangewezen. Indien blijkt dat professionals in Nederland bepaalde aangewezen vuurwerkartikelen willen gaan gebruiken of gebruiken, dan zal de regeling hierop worden aangepast. De regeling zal tevens worden gewijzigd op het moment dat er nieuwe soorten vuurwerkartikelen op de markt komen, die niet tot categorie 1, 2 of 3, behoren en die niet door professionals worden gebruikt.
De bepalingen van de richtlijn met betrekking tot categorie 4 vuurwerk moeten vanaf 4 juli 2013 worden toegepast (zie art. 21, tweede lid, van de Pyrorichtlijn). Om niet in strijd te komen met (de intentie van) de richtlijn mag het verbod, bedoeld in het eerste lid, geen belemmering vormen voor het gebruik van categorie 4 vuurwerk in lidstaten van de Europese Unie of staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-staten) waar dat vuurwerk wel door professionals wordt en mag worden gebruikt. Evenmin mag de doorvoer van categorie 4 vuurwerk via Nederland worden belemmerd vanuit een lidstaat van de Europese Unie of EER-staat naar een derde land of andersom. Het tweede lid voorziet er in dat het verbod in die situaties niet van toepassing is.
Nieuw zesde lid
Naar mate de illegale handel in vuurwerk professioneler wordt, verschijnen ook meer constructies waarmee de hoofdrolspelers en opdrachtgevers zichzelf afschermen. Stromannen, tussenpersonen en andere methoden om als opdrachtgever buiten schot te blijven, maken het voor de opsporingsinstanties lastig om een heel netwerk op te rollen. Vaak is het netwerk wel in kaart gebracht, maar kunnen tegen de hoofdrolspelers geen verboden handelingen ten laste worden gelegd. In de drugshandel is met dit soort constructies meer ervaring en is de wetgeving op een dergelijke handelswijze beter toegerust. Om die reden is een bepaling uit de Opiumwet geschikt gemaakt voor toepassing in het Vuurwerkbesluit en als zesde lid in artikel 1.2.2 opgenomen.
Het artikellid rekent onder meer tot verboden gedragingen het uitlokken dat anderen verboden handelingen gaan plegen of het verleiden daartoe, bijvoorbeeld door grote winsten voor te spiegelen.