Vrijdag 25 november 2005 - BAARLE-NASSAU – De CDA-fractie in de Tweede Kamer wil dat minister Dekker (VROM) werk maakt van een veilige vuurwerkopslag in Baarle. Dat blijkt uit schriftelijke vragen die deze Kamerfractie heeft ingediend.
Aanleiding hiervoor zijn volgens de fractiewoordvoerder M. van Lith ‘signalen’ die hem vanuit de gemeenteraadsfractie van zijn partij over deze kwestie hebben bereikt.
„Transport, opslag en verkoop van vuurwerk nemen in Baarle fors toe en steeds meer mensen maken zich hierover zorgen. We moeten ervoor zorgen dat dit op een acceptabel veiligheidsniveau gebeurt“, stelt Van Lith. Samen met fractiegenoot B. Bochove heeft hij zes vragen op papier gezet.
Zo willen de Kamerleden van de minister weten hoe zij de risico’ beoordeelt van de vuurwerkopslag in Baarle-Hertog en of hiervoor dezelfde regels gelden als in Nederland. Als dat laatste niet het geval is, willen ze van de minister weten of er wel sprake is van een veilige situatie voor de bewoners nabij Baarle-Hertog.
De CDA-Kamerleden willen verder weten in hoeverre er afspraken zijn gemaakt tussen Nederland en en België over veiligheidsrisico’s, vuurwerkopslag, vergunningverlening en handhaving en of er aanvullende afspraken noodzakelijk zijn.
Tenslotte willen ze weten of een ‘openbaar lichaam’ zoals professor Hoetjes dat onlangs heeft voorgesteld, kan bijdragen aan ‘een meer uniform veiligheidsbeleid’.
De opslag van vuurwerk lijkt bij de beide gemeentebesturen inmiddels niet meer tot de hoogste prioriteiten te behoren. Bijna een jaar geleden werd tijdens het Gemeenschappelijk Overleg Baarle nog afgesproken, dat de twee gemeenten zouden bekijken of op een van de bedrijventerreinen een gezamenlijke opslagplaats voor vuurwerk kon komen.
Aanleiding hiervoor was de onrust die onder bewoners van de Nederlandse enclaves was ontstaan toen bekend werd dat de opslag van vuurwerk in de Kapelstraat en de Klokkenstraat - op Belgisch grondgebied - zou worden uitgebreid.
Volgens een woordvoerster van de gemeente Baarle-Nassau zijn hierover echter nog geen nadere afspraken tussen de twee gemeenten gemaakt.
Aanleiding hiervoor zijn volgens de fractiewoordvoerder M. van Lith ‘signalen’ die hem vanuit de gemeenteraadsfractie van zijn partij over deze kwestie hebben bereikt.
„Transport, opslag en verkoop van vuurwerk nemen in Baarle fors toe en steeds meer mensen maken zich hierover zorgen. We moeten ervoor zorgen dat dit op een acceptabel veiligheidsniveau gebeurt“, stelt Van Lith. Samen met fractiegenoot B. Bochove heeft hij zes vragen op papier gezet.
Zo willen de Kamerleden van de minister weten hoe zij de risico’ beoordeelt van de vuurwerkopslag in Baarle-Hertog en of hiervoor dezelfde regels gelden als in Nederland. Als dat laatste niet het geval is, willen ze van de minister weten of er wel sprake is van een veilige situatie voor de bewoners nabij Baarle-Hertog.
De CDA-Kamerleden willen verder weten in hoeverre er afspraken zijn gemaakt tussen Nederland en en België over veiligheidsrisico’s, vuurwerkopslag, vergunningverlening en handhaving en of er aanvullende afspraken noodzakelijk zijn.
Tenslotte willen ze weten of een ‘openbaar lichaam’ zoals professor Hoetjes dat onlangs heeft voorgesteld, kan bijdragen aan ‘een meer uniform veiligheidsbeleid’.
De opslag van vuurwerk lijkt bij de beide gemeentebesturen inmiddels niet meer tot de hoogste prioriteiten te behoren. Bijna een jaar geleden werd tijdens het Gemeenschappelijk Overleg Baarle nog afgesproken, dat de twee gemeenten zouden bekijken of op een van de bedrijventerreinen een gezamenlijke opslagplaats voor vuurwerk kon komen.
Aanleiding hiervoor was de onrust die onder bewoners van de Nederlandse enclaves was ontstaan toen bekend werd dat de opslag van vuurwerk in de Kapelstraat en de Klokkenstraat - op Belgisch grondgebied - zou worden uitgebreid.
Volgens een woordvoerster van de gemeente Baarle-Nassau zijn hierover echter nog geen nadere afspraken tussen de twee gemeenten gemaakt.
